2618 Weergaven
13 Downloads
Lees verder

In dit essay stelt SCP-onderzoeker Crétien van Campen de vraag ‘wat is gelukkig ouder worden? centraal. Een filosofische vraag met een sterke normatieve lading, een gewaagd thema dus voor het SCP, dat zich doorgaans beperkt tot voorzichtige conclusies op basis van empirisch onderzoek. Van Campen zet het geluk van ouderen echter op de agenda, omdat hij meent dat ouderenbeleid dat zich beperkt tot zorg, welzijn en wonen, kwetsbare mensen op leeftijd onvoldoende uitdaagt om goed ouder te worden. Hij wil dat ook de overheid dieper afsteekt. Van Campen verliest zich niet in filosofische bespiegelingen over de vraag wat geluk is, maar blijft in zijn omschrijving van geluk dicht bij wat uit onderzoek blijkt. ‘Gelukkig ouder worden’ verbindt hij met tevreden ouder worden (neemt gemiddeld toe), gezond ouder worden (neemt gemiddeld fysiek af en mentaal toe) en zinvol ouder worden (lijkt af te nemen).
Tevredenheid, gezondheid, zingeving en geluk zijn elk op zich razend ingewikkelde concepten waaraan een wereld aan interpretatiestrijd kleeft – Van Campen gaat er echter losjes mee om. Aan de hand van meneer Pamuk, de (verzonnen) weduwnaar van Turkse afkomst in een aanleunwoning, en van Van Campen’s eigen opa en moeder schetst hij een aansprekend beeld van hoe ouderen van verschillende generaties in een veranderende samenleving het ouder worden ervaren. Elke oudere is daarin ook weer uniek: mensen ‘meanderen langs een grote verscheidenheid van stations en levensgebeurtenissen naar hogere leeftijden.’
Wat hen echter verbindt is het verlangen naar een zinvol leven. De teleurstelling bij meneer Pamuk als hij terugkijkt op het keukentafelgesprek met ‘een dame van de gemeente’, geeft aan hoe weinig beleid aansluit op de werkelijke behoeften van ouderen. Hij had het gevoel dat het de kern miste. ‘Het ging over veel praktische zaken en ook kunst en cultuur maakten deel uit van het besproken pakket, maar de emotionele kern van zijn leven ontbrak. Hij vond het een zakelijk gesprek. Aan het einde vroeg de dame netjes of hij nog wensen had. Eigenlijk niets. Ja, zijn vrouw zou hij terug willen, maar dat zei hij maar niet.’
Wat ouderen werkelijk helpt om zin in hun leven te houden, illustreert Van Campen aan de hand van een grootschalig Australisch onderzoek naar ‘goed leven’ onder ouderen:1 daarbij horen aandacht voor hun unieke levensverhaal, het gevoel een zekere mate van regie te hebben over hun leven, doelen te kunnen stellen en verwachtingsvol naar de toekomst te kunnen kijken, ‘erbij horen’ en het gevoel verbonden te zijn met andere mensen, en met commitment en passie kunnen deelnemen aan de ‘volheid van het leven’ in bijvoorbeeld kunst of sport.
Kan een overheid mensen op die manier wel gelukkig maken? Moet ze dat wel willen? Mag een overheid zich met het goede leven van haar burgers bemoeien zonder totalitair te worden? Van Campen stelt de vraag niet, maar roept haar wel op. Hij ontkomt eraan door filosofisch aan de oppervlakte te blijven en verschillende benaderingen te synthetiseren. Of ‘geluk’ nu meer hedonistisch moet worden verstaan als subjectief welbevinden of eudaimonistisch als waarde- en doelgericht leven, je lekker voelen of eerder als je zelf te verwerkelijken, daaraan brandt hij zich niet. Ook niet aan de vraag of geluk überhaupt in het leven wel zo belangrijk is. ‘Meer nog dan geluk zoeken mensen betekenis. Ook als ze eraan doodgaan’, las ik ooit bij Arnon Grunberg.
De vraag naar geluk en goed leven heeft een normatieve dimensie, die in een post-verzuilde samenleving er wel om vraagt om gearticuleerd te worden, maar waarvoor de institutionele kaders in een seculiere setting vooralsnog ontbreken. De neo-liberale oplossing van deze verlegenheid om zingevingsvragen als individuele privé-kwestie achter de voordeur te verwijzen blijkt – zie het keukentafelgesprek van meneer Pamuk – contraproductief: ouderen voelen zich in hun existentiële kwetsbaarheid niet gehoord en gezien.
Van Campen doet in het tweede deel van zijn essay een vruchtbaar voorstel, die in dit politiek gevoelige vacuüm een volgende behulpzame stap kan zetten. Hij focust meer op de vraag hoe mensen gelukkig worden en hoe de samenleving hen daarbij kan ondersteunen, dan op de vraag wat geluk nu eigenlijk is. We moeten, is zijn overtuiging, in het ouderenbeleid kaders scheppen die tegemoetkomen aan de zingevingsbehoefte van ouderen, door in te zetten op cultuur. Zo kunnen we hun passie mobiliseren en bijdragen aan hun leefplezier, het gevoel dat ze er toe doen en dat hun leven van waarde is. De afgelopen jaren is immers uit tal van succesvolle projecten op het gebied van kunst met ouderen gebleken dat ouderen er wel bij varen als ze uitgedaagd worden om hun creativiteit met anderen te delen. Kunst in de meest brede zin van het woord biedt een expressievorm waarmee mensen samen met en ten overstaan van anderen uiting kunnen geven aan zowel hun levenslust, maar ook – dat aspect krijgt in de beschrijving mijns inziens onvoldoende aandacht – aan hun pijn en hun verdriet. De enige dwang bij kunst is immers de vorm, en ook daar is juist ‘buiten de lijntjes kleuren’ vaak van harte welkom.
Van Campen beschrijft een aantal van deze initiatieven, waaronder het stimuleringsprogramma ‘Lang Leve Kunst’, en hun inmiddels door onderzoek bevestigde resultaat: ‘Deelnemers voelen zich weer uniek, krijgen grip op hun leven en voelen dat ze erbij horen en iets doen wat betekenis heeft voor henzelf en voor anderen.’  Ook al gaat het hierbij concreet vaak om beeldende kunst of muziekbeoefening, het kan ook anders: meneer Pamuk krijgt weer zin in zijn uitgebluste leven als hij als gepensioneerd technicus deel kan nemen aan een intergenerationeel project waarin hij zijn kennis kan delen met studenten. Van Campen stelt daarom voor dit soort collectieve praktijken de brede benaming ‘co-creative communities’ voor: al komt het idee vaak van kunstenaars, in de uitvoering staat eerder de passie en co-creatie van de deelnemers centraal dan de kunstvorm. “Wandelvoetbal bijvoorbeeld valt ook onder deze benaming.”
Van Campen ziet toekomst weggelegd voor deze vorm van zingeving, en weet zijn aanstekelijk enthousiasme in het laatste deel van zijn beschouwing, ondersteund door ervaringsverhalen en resultaten van onderzoek, aan de lezer over te dragen. Beperkte middelen, gescheiden potjes, onbekendheid en onwetendheid staan een brede inzet van dit geluksinstrument bij beleidsmakers vaak nog in de weg. Dit essay zal ook hen hopelijk overtuigen.

Crétien van Campen, Gelukkig ouder worden in een veranderende samenleving. Een pleidooi voor zingeving en creativiteit. Sociaal en Cultureel Planbureau scp-publicatie 2020-6, Den Haag, juni 2020

Literatuurlijst

  1. Barne K, Dean MJA. Identifying the Evidence Base for the Good Lives Concept. Final Report: Matching
    Evidence to the Good Lives Model. Adelaide: University of Adelaide, 2012