Oorspronkelijke publicatie
Schütz B, Westland JN, Wurm S, Tesch-Römer C, Wolff JK, Warner LM, Schwarzer R (2016) Regional resources buffer the impact of functional limitations on perceived autonomy in older adults with multiple illnesses. Psychology and Aging 31:139–148.
De vraag
De titel van deze bijdrage is lang maar geeft perfect aan waar het over gaat in dit onderzoek in de Duitse Bondsrepubliek. Ouderen die aan meerdere ziektes lijden, dreigen door de achteruitgang van hun functionele status ook in mindere of meerdere mate aan autonomie in te boeten en dus minder goed of minder succesvol ouder te worden. Dit hoeft echter niet het geval te zijn als de oudere persoon over adequate individuele resources beschikt en – zo mag men veronderstellen – kan rekenen op steun vanuit een omgeving met een aanbod van voorzieningen die tegemoet komen aan de behoeften van oudere personen. Het is dit laatste waarop de onderzoekers focusten. Ze gingen na of het wonen in een meer welvarende regio (district), die verondersteld werd over meer adequate voorzieningen voor ouderen te beschikken, inderdaad bijdraagt tot het handhaven, of het afremmen van de achteruitgang, van het autonomiegevoel van ouderen met gezondheidsproblemen.
Het onderzoek
Ouderen (287 65-plussers) met twee of meer ziektes of aandoeningen (vaak osteoartritis samen met hypertensie of diabetes) werden tweemaal ondervraagd in 2009, eerst in maart en daarna in september. Twee meetschalen werden afgenomen. De schaal voor de meting van waargenomen autonomie werd op de twee meetmomenten ingevuld, de schaal voor de ervaren functionele beperkingen alleen op het eerste meetmoment. Verder werd bij de analyses gecontroleerd voor geslacht, opleidingsniveau en inkomen. De brede omgevingsvariabele, het welvaartsniveau of de rijkdom van de 83 districten waar de deelnemers aan het onderzoek woonden werd geoperationaliseerd als Bruto Binnenlands Product (BBP) per hoofd van het betreffende district. De rijkste districten waren grootstedelijke gebieden als München, Hamburg en Düsseldorf. De correlatie tussen bevolkingsdichtheid en het niveau van het BBP was evenwel niet heel groot.
Uit de multilevel analyses van de data bleek dat ouderen uit districten met een BBP van één standaarddeviatie onder het gemiddelde BBP in deze onderzoeksgroep, in functie van de ernst van de functionele beperkingen lagere niveaus van waargenomen autonomie vertoonden. Dit contrasteert met de afwezige of minder uitgesproken verbanden tussen toenemende functionele beperkingen en autonomie-ervaring bij ouderen uit meer welvarende regio’s (BBP tussen gemiddeld en −1 SD). Blijkbaar hebben meer welvarende steden, gemeenten en streken een aanbod van resources die de veerkracht van ouderen ondersteunen en zo de negatieve impact van toegenomen gezondheidsbeperkingen op de waargenomen autonomie bufferen.
Discussie
De auteurs bespreken op een heldere wijze de betekenis van hun onderzoek tegen de achtergrond van de omgevingspsychologische benadering van succesvol ouder worden. De fit tussen aan de persoon gebonden resources en omgevingscondities is van cruciaal belang voor de blijvende ervaring van autonomiebehoud bij toenemend functieverlies. Uiteraard is de omgevingsdimensie BBP, uitgedrukt in een geldbedrag, in dit onderzoek een veel omvattende variabele die staat voor de aanwezigheid van initiatieven en voorzieningen die autonomie van ouderen promoten, zoals daar zijn: gemakkelijke toegang tot relevante informatie, diensten, voorzieningen, vrijetijdsbesteding, beschikbaarheid van openbaar vervoer, verenigingsleven, vormingswerk, enz. Dit zijn het soort factoren waarvan de auteurs terecht stellen dat ze verder onderzocht moeten worden. Hun studie leverde immers wel evidentie voor de vaststelling “dat contextuele factoren een (zij het beperkte) rol spelen in de beïnvloeding van autonomie, maar er is behoefte aan verder specifiek onderzoek naar welke factoren in een district de toegenomen percepties van autonomie faciliteren” (pag. 145).