Poon, L.W.,Woodard, J.L., Miller, L.S., Green, R., Gearing, M., Davey, A., Arnold, J., Martin, P., Siegler, I.C., Nahapetyan, L., Kim, Y.S. & Markesbery,W. (2012). Understanding dementia prevalence among centenarians. Journal of Gerontology: BIOLOGICAL SCIENCES, 67A, 358-365.
Conclusie van het artikel
Een kwart van 244 mensen van honderd jaar of ouder bleek na uitgebreid onderzoek vrij van dementie. Dementie is geen onvermijdelijk gevolg van een zeer hoge leeftijd.
Bespreking van de studie
Deelnemers aan het onderzoek waren 244 personen in de leeftijd van 98 tot 108 jaar, 85% vrouw. Zij vormden een steekproef uit de bevolking van de Amerikaanse staat Georgia, die naar schatting 1.200 inwoners van 100 jaar of ouder telt. Ruim een derde woonde zelfstandig, 20% in een verzorgingshuis, 43% in een verpleeghuis. De onderzoekers voerden met elke deelnemer vier gesprekken van telkens twee uur. In die gesprekken werden psychologische tests en vragenlijsten afgenomen. Op basis van alle indrukken werden de honderdplussers beoordeeld op de Global Deterioration Scale (GDS). De GDS, ook wel de schaal van Reisberg genoemd, is een beoordelingsschaal voor dementie. Er worden zeven niveaus onderscheiden. De niveaus 1 en 2 vertegenwoordigen geen dementie, maar hoogstens symptomen van subjectieve geheugenklachten. Niveau 3 is wat ook wel mild cognitive impairment (MCI) wordt genoemd, geen dementie maar mogelijk een voorstadium van dementie. Vanaf niveau 4 onderscheidt de GDS vier stadia van dementie, te beginnen met het ‘vroege’ stadium, waarin de kennis van actuele en recente gebeurtenissen merkbaar afneemt en hulp nodig is bij de meer ingewikkelde activiteiten van het dagelijks leven. Niveau 5 is het stadium van matige dementie. Bij gericht onderzoek blijkt dat de patiënt gedesoriënteerd is in de tijd of moeite heeft om namen van vertrouwde personen in herinnering te brengen. Niveau 6 van de GDS is het stadium van de matig tot ernstige dementie. Dagelijkse zorg door mantelzorger of professionele zorgverleners is noodzakelijk. Niveau 7 is de fase van ernstige dementie, waarin het vermogen tot verbale communicatie sterk verminderd is en de hulpbehoevendheid groot.
Resultaten
Iets meer dan de helft (52%) van de 100-plussers bevond zich volgens de schaal van Reisberg in een van de stadia van dementie, onder wie 5% in de fase van ernstige dementie. Voor een kwart (25%) pasten de veranderingen in cognitie en gedrag bij niveau 3 van de GDS, geen dementie dus, maar mogelijk een voorstadium daarvan. Bleven 23% van de honderdplussers over die geen symptomen van dementie vertoonden, onder wie 7% bij wie geen enkele cognitieve beperking werd gevonden en 16% met subjectieve geheugenklachten, maar geen geheugenstoornis.
Commentaar
De onderzoekers opperen een verklaring voor de sterk uiteenlopende percentages (27% tot 100%) ‘dementie onder honderdplussers’ in andere rapporten. Het ene onderzoek vereist voor de diagnose ‘dementie’ dat er op zijn minst hulp nodig is bij de instrumentele activiteiten van het dagelijks leven en laat ‘dementie’ pas ingaan bij niveau 4 op de schaal van Reisberg. Andere onderzoekers zullen mogelijk ook de voorfase van dementie al tot dementie willen rekenen, en dat is inclusief niveau 3 van de schaal van Reisberg. Afhankelijk van waar onderzoekers de grens leggen tussen ‘normaal cognitief functioneren’ en ‘dementie’ zou in het hier beschreven onderzoek de kans op dementie bij mensen van honderd jaar of ouder 52% of 77% kunnen zijn.
Dit onderzoek maakt duidelijk dat een interessant percentage mensen van honderd jaar of ouder kennelijk gevrijwaard bleef van dementie. Dat is des te meer opmerkelijk wanneer we bedenken dat het risico op dementie vanaf het 65- ste jaar toeneemt en voor mensen van 80 jaar of ouder al 25% kan zijn. Een ander artikel in de Special issue on extreme longevity van het Journal of Gerontology waarin het hierboven beschreven onderzoek is te vinden, laat zien dat een aandoening als dementie bij een groep mensen van 100 tot 104 jaar oud gemiddeld pas merkbaar werd op 95-jarige leeftijd. 1 Het eerste voorkomen van deze aandoening lag nog later (rond de leeftijd van 100 jaar) bij mensen van 105-109 en rond 109 jaar bij supercentenarians, die ouder werden dan 110. Compressie van ziekte tegen het eind van het leven is zowel medisch als biologisch belangwekkend. De geneeskunde kan ervan leren hoe mensen in goede gezondheid oud kunnen worden. De biologie leert uit het (nagenoeg) samenvallen van het ontstaan van ziekte en sterven op hoge leeftijd de maximale houdbaarheid van een mensenleven kennen.