Het aantal niet- westerse allochtone ouderen van 55 jaar en ouder neemt de komende decennia snel toe (van ruim 115.000 naar circa 350.000 in 2020). In dit licht heeft het SCP op verzoek van het ministerie van VWS onderzoek gedaan naar de leefsituatie van deze groep ouderen. Speciale aandacht werd hierbij besteed aan hun gezondheid, welzijn en het gebruik van (gezondheids)zorgvoorzieningen.
Het onderzoek werd uitgevoerd onder de eerste generatie Turken, Marokkanen, Surinamers, Antillianen en ook Molukkers. Ter vergelijking is ook nog een groep autochtone ouderen in het onderzoek meegenomen. Per groep werd bij ongeveer 300 respondenten een vragenlijst afgenomen. Het betreft dus een descriptief onderzoek.
De publicatie geeft een zeer uitgebreid overzicht van de resultaten van het onderzoek. Relatief weinig aandacht wordt besteed aan de verantwoording van het onderzoek. Lezers die vooral geïnteresseerd zijn in de methodologische aspecten van het onderzoek komen daarmee weinig aan hun trekken. Maar de lezer die primair interesse heeft in de resultaten wordt overvloedig bediend. De publicatie bevat meer dan 150 tabellen! Deze tabellen en de begeleidende tekst geven een helder inzicht in de resultaten. De belangrijkste thema’s die uitgewerkt worden zijn de gezondheid, het gebruik van medische voorzieningen, formele en informele hulp, het sociale netwerk en de daaraan gerelateerde verwachte steun. Interessant is daarnaast het thema sociaal-culturele integratie, waarin aandacht wordt besteed aan de tevredenheid met het bestaan in Nederland en terugkeergeneigdheid.
Een belangrijke constatering die ook uit dit onderzoek naar voren komt is dat ‘de’ allochtone oudere niet bestaat. Zo worden er in overeenstemming met eerdere publicaties op dit terrein grote verschillen gevonden tussen de groepen wat betreft gezondheid. Zo rapporteren Turkse en Marokkaanse ouderen een veel slechtere gezondheid dan hun autochtone leeftijdsgenoten, terwijl Molukse ouderen over het algemeen zeer gezond zijn. Autochtonen daarentegen maken veel meer gebruik van formele zorg dan met name Marokkanen, Antillianen en Molukkers. Ouderen uit deze groepen krijgen voornamelijk informele zorg. De meeste allochtone ouderen hebben dan ook geen behoefte aan institutionele zorg, bijvoorbeeld in de vorm van verzorgingshuizen.
Gezien het groeiende aantal niet-westerse allochtone ouderen zijn studies zoals beschreven in deze publicatie van groot belang voor zorg- en welzijnsinstellingen. Vooral in de grote steden, waar de meeste van de allochtone ouderen woonachtig zijn, krijgen de zorg- en welzijnsaanbieders in toenemende mate te maken met deze groepen van cliënten. Het aanbod zal daarop moeten worden ingericht. Immers, zoals in het rapport ook aangegeven, iedere Nederlander dient in gelijke mate gebruik te kunnen maken van de zorgvoorzieningen. De publicatie geeft dan ook waardevolle informatie voor beleidsmakers binnen zorg- en welzijnsinstellingen gericht op ouderen. Echter, menig beleidsmaker zal worden afgeschrikt door de omvang van de publicatie. In die zin is het ontbreken van een bondige paragraaf met mogelijke implicaties voor het beleid van zorg- en welzijnsinstellingen een omissie.
Dr. A.P. Verhoeff, epidemioloog, Amstelveen