Patiënten kunnen goed bijdragen aan nieuwe onderzoeksonderwerpen
Patiënten blijken goed in staat om samen met onderzoekers hun behoeftes en ideeën voor onderzoek te verwoorden en onderzoeksonderwerpen te identificeren en prioriteit te geven. Dan komen zaken aan de orde die nu nauwelijks of geen aandacht krijgen in onderzoek. Dat blijkt uit het proefschrift van Janneke Elberse, die onderzocht hoe patiënten kunnen bijdragen aan het vormgeven en uitvoeren van onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van mensen. Op dit moment is gezondheidsonderzoek vooral ingericht vanuit het perspectief van onderzoekers en niet vanuit de vraag van patiënten. Ideeën en belangen van onderzoekers voeren dan de boventoon en niet de problemen en behoeftes van patiënten. Om patiënten ook deel te laten nemen aan onderzoek moeten patiënten en onderzoekers elkaar in hun samenwerking stimuleren en ondersteunen. Onderzoekers moeten open staan voor nieuwe invalshoeken en bereid zijn te experimenteren en te leren. Regelmatige gesprekken en een proactieve houding kunnen helpen om structurele relaties tussen beide partijen op te bouwen. Door patiënten actief bij wetenschappelijk onderzoek te betrekken, verbetert niet alleen de relevantie maar ook de kwaliteit van gezondheidsonderzoek. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld vragenlijsten worden verduidelijkt of patiënten kunnen meeschrijven aan onderzoeksaanvragen. Zowel patiënten als onderzoekers kunnen baat hebben bij een goede samenwerking. Proefschrift Changing the health research system. Patient participation in health research, Vrije Universiteit Amsterdam, 27 november 2012. Promotor was prof.dr. J.F.G. Bunders-Aelen.
Optimistische ouderen leven langer
Optimisme zorgt dat je beter in je vel zit en langer leeft. Een optimistische levenshouding behoedt ouderen voor vereenzaming en depressie. Zowel samenleving als gezondheidszorg hebben dus baat bij meer inzicht in het hoe en waarom van optimisme. Het promotieonderzoek van psychiater i.o. Nathaly Rius-Ottenheim, 30 jr, probeert te ontdekken of, en via welke mechanismen optimisme geassocieerd is met belangrijke biologische, psychologische en gedragsmatige aspecten op oudere leeftijd. Daarom wordt optimisme zowel als voorspeller als als uitkomst van deze associaties onderzocht. Haar bevindingen suggereren dat de mate van optimisme binnen een bepaalde persoon vrij stabiel is in de tijd en nauwelijks verandert. Toch zijn er schommelingen mogelijk. Bepaalde positieve of negatieve levensgebeurtenissen kunnen duidelijke (maar tijdelijke) veranderingen in optimisme teweeg brengen. Het is mogelijk dat optimisme niet kan worden geleerd en slechts kleine veranderingen kunnen optreden in dit relatief stabiele persoonlijkheidskenmerk. Het Leids UMC zal een optimisme-interventie voor ouderen ontwikkelen, met als doel het algemeen welbevinden van ouderen te verbeteren, nu uit het onderzoek van Nathaly Rius blijkt dat door het toepassen van mentale beeldvormingstechnieken (positieve visualisatie van toekomstige gebeurtenissen) het optimisme mogelijk kan worden versterkt.
Proefschrift Psychosocial and biological aspects of dispositional optimism at old age, Universiteit Leiden, 6 september 2012, 143 p. Promotores waren prof.dr. F.G. Zitman en prof.dr. R.C. van der Mast.
Nieuw ontdekt eiwit betrokken bij het ontstaan van Alzheimer
Er is al substantiële vooruitgang geboekt in het identificeren van de pathofysiologische processen die een rol spelen bij de ziekte van Alzheimer. Neuro-inflammatie is zo’n proces en biomedisch onderzoeker en farmacoloog Pieter Naudé, 30 jr, onderzocht de onderliggende mechanismen van neuro-inflammatie met een focus op TNF-α (TumorNecroseFactor-alfa). Dit resulteerde in de identificatie van Lipocaline 2, een eiwit dat toeneemt tijdens inflammatie. Lipocaline is verhoogd tijdens het normale verouderingsproces, maar dat is aanmerkelijk sterker het geval wanneer er depressieve symptomen aanwezig zijn. De gegevens van moleculaire studies uit dit proefschrift laten zien dat deze chronisch verhoogde Lipocaline 2 niveaus mechanismen in gang kunnen zetten die leiden tot zwakheid van neuronale cellen. Dit kan vervolgens bijdragen aan de pathofysiologie van de ziekte van Alzheimer en depressie bij ouderen. Tot slot tonen de data uit deze these aan dat Lipocaline 2 een rationeel aangrijpingspunt is voor toekomstig farmacologische interventies voor de ziekte van Alzheimer en depressie bij ouderen en als diagnostische indicator zou kunnen worden gebruikt in combinatie met andere biologische indicatoren.
Proefschrift The role of Lipocalin 2 in Alzheimer’s disease and depression, 24 oktober 2012, 153 p, ISBN 978 90 3675 819 2. Promotores waren prof.dr. J.A den Boer, prof.dr. P.G.M. Luiten en prof.dr. U.L.M. Eisel.
Nieuw medicijn tegen Alzheimer, Parkinson en schizofrenie nader onderzocht
Het histaminerge systeem bij de mens speelt een rol bij een groot aantal hersenfuncties, zoals de slaap-waak cyclus, de homeostasis van het endocriene systeem en bij de energiehuishouding, zintuig- en motorfuncties, cognitie, aandacht, leren en geheugen. Veel van deze functies zijn bij psychiatrische stoornissen ernstig aangetast. Er worden inmiddels al HR-3-antagonisten/inverse agonisten gebruikt in de kliniek, als potentiële medicatie bij de behandeling van Alzheimer, Parkinson en schizofrenie, terwijl recente post-mortem studies veranderingen aantonen in de productie en afbraak van histamines en in receptoren, die niet alleen wijzen op mogelijke positieve effecten maar ook op mogelijke bijwerkingen van deze stoffen. Neurobioloog Ling Shan, 30 jr, onderzocht dit nader en concludeert in zijn proefschrift dat de post-mortem gegevens uit zijn promotieonderzoek bij het Nederlands Instituut voor Neuroscience te Amsterdam de veronderstelling ondersteunen dat H-3-R antagonisten als complementaire medicatie het circadiane ritme bij neuropsychiatrische aandoeningen gunstig zou kunnen beïnvloeden. Het effect voor verbetering van cognitieve achteruitgang of van het bewegingsapparaat zal bescheiden of zelfs mogelijk schadelijk kunnen zijn. Proefschrift The human histaminergic system in health and neuropsychiatric disorders, Universiteit van Amsterdam, 26 oktober 2012, 155 p. Promotores waren prof.dr. D.F. Swaab en prof.dr. A.M. Bao.
Persoonlijke waardigheid ook belangrijk streefdoel bij palliatieve zorg
Onderzoek is bijzonder belangrijk om de palliatieve zorg te kunnen evalueren en te verbeteren voor mensen zonder curatieve behandelmogelijkheden. Kwaliteit van leven en persoonlijke waardigheid kunnen worden beschouwd als belangrijke en waardevolle uitkomstmaten in onderzoek naar palliatieve zorg. Dit concludeert gezondheidswetenschapper Gwenda Albers, 39 jr, in haar proefschrift Measuring quality of life and dignity in palliative care research. Zij schetst de mogelijkheden en moeilijkheden bij het doen van onderzoek in de palliatieve fase. Zo menen SCEN (Steun en Consultatie bij Euthanasie) artsen dat fysieke aspecten van lijden het meest van invloed zijn en in de praktijk het meest problematisch bij het handhaven van het gevoel van waardigheid terwijl getrainde vrijwilligers de psychosociale aspecten het meest belangrijk en moeilijk vinden. Gwenda Albers pleit voor het gebruik van meer eenduidige en gestandaardiseerde concepten en uitkomstmaten voor het doen van onderzoek in de palliatieve zorg en ook voor betrouwbare meetinstrumenten, ontwikkeld en getest in settings waar patiënten palliatieve zorg ontvangen. Verder onderzoek zou zich ook op niet-kankerpatiënten en op palliatieve zorg in langdurige zorginstellingen moeten richten. Het proefschrift, 176 p, ISBN 978 90 8891 459 1, werd verdedigd op 15 oktober 2012 aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Promotores waren prof. dr. L.H.J. Deliens, prof. dr. B.D. Onwuteaka-Philipsen en prof.dr.ir. H.C.W. de Vet.
Geriatrische bril bespaart geld en leed bij de behandeling van oudere kankerpatiënten
Zorg op maat zou de norm moeten zijn in de behandeling van ouderen met kanker. Daarbij moet de balans worden gezocht tussen onderbehandeling en overbehandeling en moet rekening worden gehouden met de verscheidenheid aan patiënten die in deze populatie wordt gezien. Dit stelt geriater Marije Hamaker, 36 jr, in haar proefschrift over het zoeken van die balans. Eerst kijkt zij naar de huidige besluitvorming en invulling van de zorg voor oudere patiënten met borstkanker, darmkanker en hoofd-halskanker. Veel ouderen worden niet behandeld volgens de huidige richtlijnen. Zo blijkt in de praktijk bij 75-plussers met borstkanker steeds vaker te worden gekozen voor alleen hormonale behandeling. Dat kan een goede keuze zijn. Toch zijn er vraagtekens omdat deze therapie de borstkanker wel tijdelijk kan onderdrukken maar niet genezen. Hoe bepaal je wie voor welke behandeling in aanmerking komt? In het laatste deel van haar proefschrift beschrijft zij daarom de toegevoegde waarde van een geriatrische werkwijze in het complexe besluitvormingsproces rond de kankerbehandeling bij ouderen. Voor het beoordelen van de kwetsbaarheid van een oudere patiënt schiet de doorsnee klinische blik tekort. Geriaters zijn ziekenhuisspecialisten die zich richten op het zorgvuldig in kaart brengen en optimaliseren van de gezondheid van oudere patiënten. Het uitgebreide geriatrische onderzoek kan belangrijke informatie verschaffen over de gezondheidstoestand van de patiënt en zijn psychisch en sociaal functioneren, maar de exacte rol die dit onderzoek kan vervullen in de besluitvorming rond de behandeling van ouderen met kanker moet nog worden onderzocht. Proefschrift Decision making in geriatric oncology, Universiteit van Amsterdam, 30 november 2012, 239 p, ISBN 978 90 9027 018 0. Promotores waren prof. dr. M.M. Levi en prof. dr. S.E.J.A. de Rooij.
Hoe voorkom je fragmentatie in de zorg voor kwetsbare ouderen?
Bij de zorg aan kwetsbare ouderen zijn doorgaans veel hulpverleners uit verschillende organisaties betrokken. Dit bemoeilijkt de onderlinge samenwerking. Daarnaast is het voor deze ouderen vaak lastig om de regie te houden over hun eigen zorg. Radboudonderzoekers hebben samen met kwetsbare ouderen, mantelzorgers en hulpverleners een interventie ontwikkeld die een oplossing kan bieden voor beide problemen: het Zorg- en WelzijnsInfoPortaal (ZWIP). Dit ZWIP is een persoonlijke, via internet toegankelijke overlegtafel voor kwetsbare ouderen, mantelzorgers en hulpverleners om met elkaar te communiceren. Tevens bevat het ZWIP informatie over en voor de kwetsbare oudere. Om het programma te implementeren was er een interdisciplinair scholingsprogramma voor groepen hulpverleners uit de zorg- en welzijnssector. Uit het promotieonderzoek van klinisch geriater i.o. Sarah Robben, 30 jr, blijkt dat de hulpverleners zich na deze scholing meer bekwaam voelen in het samenwerken en ook vaak daadwerkelijk meer samenwerken. Het ZWIP wordt nu in onderzoeksverband gebruikt door 290 ouderen en 169 hulpverleners. Hoewel het onderzoek naar de effecten hiervan nog loopt, maken steeds meer huisartsenpraktijken gebruik van het ZWIP. De verwachting is dat door dit soort e-health interventies ouderen en mantelzorgers langer de regie kunnen houden over hun eigen zorg. Proefschrift On a quest to reduce fragmentation in the care of frail older people. Development and implementaion of an e-health intervention, Radboud Universiteit Nijmegen, 14 november 2012, 176 p, ISBN 978 90 9027 052 4. Promotores waren prof.dr. M.G.M. Olde Rikkert en prof.dr. C. van Weel.
Subtiele effecten van cognitieve veroudering zijn reeds op middelbare leeftijd te meten
Met behulp van functionele Magnetic Resonance Imaging (fMRI) kan hersenactiviteit worden onderzocht tijdens taken waarvoor leer- en geheugenprocessen nodig zijn. Leeftijd gerelateerde veranderingen zijn op die manier al geconstateerd bij zestigplussers. Neurowetenschapper Elissa Klaassen, 31 jr, onderzocht hoe het ervoor staat met mensen van middelbare leeftijd, 40 tot 60 jaar oud. Zij gebruikte fMRI om de hersenen te scannen en maakte een vergelijking tussen mensen van middelbare leeftijd en jonge mensen (25–35 jaar), allen afkomstig uit het onderwijs. Zij hebben een beroep dat cognitief belastend en inspannend kan zijn. Haar onderzoek laat zien dat de fMRI-techniek waardevol is om subtiele effecten van cognitieve veroudering te meten. Deze techniek is gevoeliger dan veelgebruikte neuropsychologische tests. Klaassen ontdekte dat de verschillen tussen de jonge en de middelbare groep vooral tot uiting komen wanneer er een intensiever beroep op de leerkracht wordt gedaan. Dit bevestigt de verwachting dat hersenen bij mensen op middelbare leeftijd inderdaad meer moeite moeten doen om complexe taken uit te voeren of complexere handelingen langere tijd vol te houden. Dit leidt tot cognitieve vermoeidheid en dat is zichtbaar in de hersenen. Klaassen bestudeerde ook de effecten van gebruik van koffie aan het einde van de werkdag en zij laat zien dat cafeïne eigenlijk eerder een nadelig effect heeft bij complexe geheugentaken. Proefschrift Cognition and the middle-aged brain. Functional MRI studies examining demand, fatigue and caffeine effects, Vrije Universiteit Amsterdam, 24 september 2012, 168 p, ISBN 978 90 7557 958 1. Promotores waren prof.dr. J. Jolles en prof.dr. D.J. Veltman.
Continuïteit van zorg heeft vele aspecten
Reeds in 1950 werd de functie van huisarts omschreven als ‘verantwoordelijk voor continue, integrale en persoonlijke zorg voor de gezondheid van individu en gezin’. Huisarts en onderzoeker Annemarie A. Uijen,33 jr, onderscheidt in haar promotieonderzoek naast persoonlijke continuïteit ook nog team continuïteit en cross-boundary continuïteit, in het laatste geval tussen verschillende zorgsettings. Zij bestudeert speciaal de situatie van patiënten met hartfalen, COPD en patiënten at risk voor depressie. Haar conclusies zijn dat patiënten met een chronische somatische aandoening een hoge mate van continuïteit van zorg ervaren, zelfs als zij niet iedere keer hun huisarts zien maar regelmatig worden gecontroleerd door een praktijkondersteuner. Continuïteit van zorg voor patiënten met een risico op depressie kan worden verbeterd, met name de persoonlijke continuïteit en de continuïteit tussen verschillende zorgsettings. Voor toekomstig onderzoek zijn een goed gedefinieerd concept en eenvormige vragenlijsten nodig. In het proefschrift worden enkele veelbelovende vragenlijsten aangeraden en werd een Nijmeegse vragenlijst ontwikkeld en gevalideerd die kan worden gebruikt onafhankelijk van de morbiditeit en de zorgsetting van de patiënt. Een electronisch medisch dossier, beschikbaar voor alle betrokken hulpverleners, zou wenselijk zijn. Proefschrift Continuity of care. Perspective of the patient with a chronic illness, Radboud Universiteit Nijmegen, 26 november 2012, 295 p, ISBN 978 90 6464 600 3. Promotores waren prof.dr. W.J.H.M. van den Bosch en prof.dr. F.G. Schellevis.
Families, huishoudens en wonen
Huidig onderzoek naar verhuizen door ouderen, niet naar maar juist úit de koopsector, lijkt uit te wijzen dat echtscheiding en verweduwing voor deze verhuizingen belangrijker te zijn dan hoge leeftijd of slechte gezondheid. Dat is een van de bevindingen uit het onderzoek van prof.dr. Clara H. Mulder (1962), die op 13 november 2012 haar inaugurele oratie hield als hoogleraar Demografie en Ruimte, faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. De afgelopen 23 jaar heeft zij zich beziggehouden met de thema’s verhuizen, huishoudensvorming- en ontbinding, huisvesting, afstanden tot familieleden en welzijn in samenhang met dit alles. Een voorzichtige conclusie uit nog lopend (promotie)onderzoek op het laatste gebied is, dat het voor het welzijn van ouderen niet zoveel uitmaakt óf ze kinderen hebben, maar als ze kinderen hebben, wel of ten minste één van de kinderen dichtbij woont. Mulder hield zich al eerder bezig met de eerste vier thema’s. De focus op welzijn is nieuw in haar werk. Dit heeft alles te maken met haar wens aan te sluiten op het brede RUG-onderzoeksthema ‘healthy ageing’, op het onderzoeksprogramma van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Towards Well-being, Innovation and Spatial Transformation en op het onderzoeksprogramma van het Population Research Centre binnen deze faculteit, waarvan zij hoofd is, getiteld Population and Well-being in Context.
De oratie, titel zie boven, 19 p, is verkrijgbaar bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, postbus 800, 9700 AV Groningen, www.rug.nl/frw.
Crisis in de gezondheidszorg: veranderende rollen en resultaten in de langdurende zorg
De oplossing voor de houdbaarheid van de Nederlandse gezondheidszorg ligt buiten de zorg door nieuwe vormen van zorg en hulp in de samenleving te ontwikkelen. Het moet meer gaan om gedrag en gezondheid dan om ziekte en zorg. Ook aandacht voor wonen, leefstijl, voeding en vervoer is daarbij belangrijk. Dat stelt prof.dr. Henk Nies, bestuursvoorzitter van kenniscentrum Vilans, in zijn inaugurale rede als bijzonder hoogleraar Organisatie en beleid van zorg, in het bijzonder van zorgprocessen en netwerken, op de Zonnehuisleerstoel bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam op 16 november 2012. De Nederlandse ouderenzorg is bijzonder uitgebreid in vergelijking met andere Westerse landen. Bovendien zijn de zorgkosten het hoogst, terwijl Nederland een betrekkelijk jong land is. Nederlanders betalen weinig uit eigen zak, maar brengen wel hoge premies op. Ze financieren in vergelijking met andere landen ook weinig zorg via persoonsgebonden budgetten. Als we op de huidige voet doorgaan zullen we in 2050 8,2 % van ons Bruto Binnenlands Product aan langdurende zorg (o.a. ouderenzorg en gehandicaptenzorg) besteden. Ter vergelijking: in Zweden zal dat 5,5 % zijn, in Noorwegen 4,5 % en in andere landen nog veel minder. Het is daarom begrijpelijk dat het nieuwe kabinet Rutte inzet op een radicale verandering van de zorg aan ouderen. Die verandering gaat niet vanzelf goed. Het overhevelen van taken en budgetten van de ene naar de andere overheid biedt op zich geen structurele oplossing. Ook kan er niet veel méér worden gevraagd van mantelzorgers. Nies pleit voor nieuwe vormen van zorg en hulp in de samenleving die tussen professioneel en informeel inzitten. Hij noemt dat ‘halfdelijnszorg’. Voorbeelden zijn initiatieven van burgers die zelf de zorg organiseren en contracteren, zorgruilafspraken tussen mensen in de buurt, de inzet van betaalde krachten die geen zorgachtergrond hebben. Niet alle zorg hoeft van professionele zorgverleners te komen. Deze zijn wel nodig om te zorgen dat oude mensen zich beter kunnen redden, hun chronische ziekten leren regelen en om de hulp aan huis te organiseren met de mantelzorgers en de mensen in de buurt. Ook is het belangrijk dat kwetsbare oudere mensen goed wonen in een geschikte omgeving in een aangepaste woning, dat ze een goed voedingspatroon en een gezonde leefstijl hebben, over vervoer kunnen beschikken en dat ze voldoende inkomen hebben. Wat buiten de zorg ligt is van wezenlijk belang voor een goede ouderdom. De overheveling van taken naar gemeenten kan goed uitpakken, aldus Nies. Veel verantwoordelijkheden buiten de zorg liggen immers bij gemeenten. Zij kunnen voorwaarden scheppen voor een duurzame ouderenzorg. Ze zouden wel, net als hun Scandinavische collega’s, belastingen moeten kunnen heffen. Nies pleit voor meer beleidsruimte en experimenten, willen de radicale veranderingen die het Kabinet voorstaat haalbaar zijn.
Oratie De zorg ontzorgd/t. Veranderende rollen en resultaten in de langdurende zorg, Vrije Universiteit Amsterdam, 35 p.
Voedingswetenschapper Jaap Seidell bestudeert overgewicht
Per 1 januari 2013 wordt prof.dr. Jaap Seidell universiteitshoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Universiteitshoogleraar is een bijzondere functie aan een Nederlandse universiteit, waarbij een hoogleraar -vaak tamelijk dicht bij zijn emeritaat- veel vrijheid en extra geld krijgt om ideeën, die vanwege onderwijs- en bestuursverplichtingen zijn blijven liggen alsnog uit te werken. Professor Seidell is hoogleraar Voeding en Gezondheid aan de VU. Hij is hoofd van de afdeling Gezondheidswetenschappen bij Aard- en Levenswetenschappen en het VU medisch centrum. Zijn onderzoek is gericht op de rol van leefstijl bij het voorkomen van chronische ziektes. Daarbij verdiept hij zich vooral in de oorzaken en gevolgen van overgewicht. Als deskundige op dit gebied adviseert hij verschillende wetenschappelijke organisaties, zoals WHO en de Gezondheidsraad. Ook is hij lid van de KNAW. Als nieuwe universiteitshoogleraar wil Seidell onderzoek doen naar mogelijkheden om de gezondheid van de bevolking op lokaal en regionaal niveau te bevorderen en de resultaten te implementeren.
Belangrijke Europese subsidie voor het onderzoek van Pearl Dykstra
Empirisch socioloog mw. prof. dr. Pearl Dykstra, Erasmus Universiteit Rotterdam, ontvangt de prestigieuze ERC Advanced Grant van 2,5 miljoen euro voor haar onderzoek Families in context: het ontrafelen van de manier waarop beleid, economie en cultuur de onderlinge afhankelijkheid in families en de invloed daarvan op levensuitkomsten structureren. In een vergrijzende samenleving zijn veel ouders tegelijk ook kinderen en zelfs kleinkinderen. Binnen deze multi-generationele structuur hanteert het project van Dykstra generationele afhankelijkheden als bindend thema. Afhankelijkheden bestaan wanneer familieleden zich emotioneel, financieel, praktisch en moreel verantwoordelijk voor elkaar voelen. Het doel van het project is om de manieren te ontrafelen waarop de drie contexten van beleid, sociaal-economische omstandigheden en cultureel klimaat generationele afhankelijkheden in families en hun levensuitkomsten structureren. Er zijn vier deelprojecten: Ruimte overstijgen, over de invloed van afstand en nabijheid, Drijfveren van uitwisselingen, Vangnetten en Nieuwe visies op mannen in families. De toegekende, persoonsgebonden subsidie is voor vijf jaar en wordt verleend voor grensverleggend onderzoek dat is geïnitieerd door excellente onderzoekers.