Zorg voor kwetsbare oudere in het ziekenhuis kan beter
Met het ouder worden van de bevolking, de langere levensverwachting, het veel voorkomen van kwetsbaarheid en daarmee het risico op slechte gezondheidsuitkomsten, zijn kwetsbare ouderen in de algemene ziekenhuizen zeker een groep patiĆ«nten waarvoor gericht aandacht moet zijn. Om vroegtijdige diagnostiek en behandeling gericht in te zetten bij risicopatiĆ«nten en achteruitgang te voorkomen of te vertragen, is het aan te bevelen om in de klinische praktijk de āGroningen Frailty Indicatorā bij iedere nieuw opgenomen oudere patiĆ«nt af te nemen. Zo kan gericht onderzoek worden gedaan naar de zorgbehoeften van de individuele patiĆ«nt en kan aansluitende en voor die patiĆ«nt adequate behandeling worden ingezet. Omdat de problemen rond frailty meestal binnen het domein van de verpleegkundige zorg liggen, wordt een centrale rol voor de Geriatric Nurse Specialist bij deze risicopatiĆ«nten aanbevolen om een duidelijker beeld te krijgen welke problemen tijdens de opname en na ontslag uit het ziekenhuis kunnen optreden. Dit concludeert gezondheidswetenschapper Richtsje Andela, 45 jr, op basis van haar promotieonderzoek in het Medisch Centrum Leeuwarden. Proefschrift Frailty in the clinical practice of nursing care, Rijksuniversiteit Groningen, 5 november 2009, 176 p, ISBN 978 94 6070 005 7. Promotores waren prof.dr. R. Sanderman en prof.dr. J.P.J. Slaets.
Biomarkers inzetbaar bij vroege Alzheimerdiagnose
De neuropathologische kenmerken die post-mortem bij AlzheimerpatiĆ«nten worden aangetroffen, amyloĆÆd afzettingen en Tau-eiwit kluwens, zijn goede aanknopingspunten voor het speuren naar biochemische markers voor de ante-mortem diagnostiek. In het proefschrift van klinisch chemicus Cornelis Mulder, 64 jr, wordt de diagnose van de ziekte van Alzheimer beschreven in een geheugenkliniek, dus bij leven. Het blijkt dat de concentraties van amyloĆÆd-Ć eiwit in hersenvocht zijn verlaagd ten opzichte van patiĆ«nten met andere neurologische aandoeningen en gezonde mensen. In combinatie met de bevindingen bij Tau-eiwit, in verhoogde concentratie aanwezig ten opzichte van de groep mensen met subjectieve geheugenklachten, leveren deze twee biomarkers een goede bijdrage aan de diagnose van de ziekte van Alzheimer. Proefschrift Biomarkers in Alzheimersās disease, Vrije Universiteit van Amsterdam, 11 november 2009, 180 p, ISBN 907 89 8659 361 3.
MRI scans van de hippocampus inzetbaar bij de diagnose en prognose van Alzheimer
Naast andere biomarkers, zoals Tau-eiwitten in de hersenvloeistof, zal neuro-imaging in de toekomst een belangrijke rol spelen bij het vroeg signaleren en volgen van dementie. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van radioloog i.o. Wouter Henneman, 31 jr, bij het Alzheimercentrum, VU Medisch Centrum in Amsterdam. Longitudinale MRI scans van het totaal breinvolume en het hippocampusvolume bleken onafhankelijk van elkaar het verloop van de ziekte te voorspellen. Hippocampus atrofie is sensitiever voor veranderingen in de vroege fase, terwijl het gebruik van totaal brein volumemetingen duidelijk voordeel oplevert als klinische marker in een verder gevorderde fase. Met name wanneer er uitzicht is op therapieƫn die aangrijpen op ziektespecifieke processen kan neuroimaging een belangrijke rol spelen. Proefschrift Advances in hippocampal atrophy measurement in dementia: Beyond diagnostics, Vrije Universiteit Amsterdam, 29 november 2009, 164 p, ISBN 978 90 8659 374 3. Promotores waren prof.dr. F. Barkhof en prof.dr. Ph. Scheltens.
Oudere mannen hebben mogelijk profijt van extra testosteron
Testosteronsuppletie heeft een positief effect. Dat concludeert klinisch geriater MariĆ«lle Emmelot-Vonk, 37 jr, uit haar promotieonderzoek naar endogene androgeenconcentraties bij 400 mannen in de leeftijd van 40 tot 80 jaar en een studie met testosteronsuppletie bij 237 mannen tussen de 60 en 80 jaar oud. Na 6 maanden suppletie was er een toename van de spiermassa en een afname van de vetmassa, verbeterde het glucosemetabolisme en nam de insulineresistentie af. Bovendien verbeterde de hormoongerelateerde kwaliteit van leven en was er een afname van cholesterol totaal, maar helaas ook van HDL (goede) cholesterol concentratie. Er werd geen effect gevonden op spierkracht, functionele mobiliteit, cognitie, botminerale dichtheid of seksueel functioneren. Testosteron zou de effecten van āfrailtyā of verhoogde kwetsbaarheid, leidend tot vallen en fracturen, lichamelijke beperkingen, opname in ziekenhuis, verzorgings- en verpleeghuis en een verhoogde sterftekans mogelijk kunnen tegengaan. Verder onderzoek naar de rol van androgenen in de pathofysiologie en preventie van frailty is noodzakelijk. Proefschrift Testosterone and frailty in elderly men, Universiteit Utrecht, 1 december 2009, 188 p, ISBN 978 94 9012 276 8. Promotores waren prof. dr. ir. Y.T. van der Schouw en prof. dr. D.E. Grobbee.
Angststoornissen bij ouderen goed te behandelen
Angststoornissen bij ouderen kunnen goed worden behandeld, maar het gebeurt vaak niet, bijvoorbeeld door vermijdingsgedrag, bijkomende ziekten en taboesfeer. Minder dan tien procent van deze ouderen krijgt een effectieve behandeling, terwijl de klachten goed te behandelen zijn met cognitieve gedragstherapie. Dat geeft hen hun zelfstandigheid terug en draagt bij aan de kwaliteit van leven. Psychiater Gert-Jan Hendriks, 49 jaar, onderzocht of ouderen met een angststoornis beter met antidepressiva of met cognitieve gedragstherapie kunnen worden behandeld. Het blijkt even effectief, maar vanwege het relatieve risico op bijwerkingen van anti-depressiva (vallen, geheugenverlies), de combinatie met andere medicijnen en de antipathie van ouderen tegen antidepressiva is Hendriks voorstander van behandeling met cognitieve gedragstherapie. Het vooroordeel dat ouderen niet meer zouden kunnen profiteren van een psychologische behandeling wordt door dit promotieonderzoek gelogenstraft. Integendeel, vergeleken met jongere mensen blijken ouderen even goed of zelfs beter te reageren op cognitieve gedragstherapie. Proefschrift Studies on the treatment of late-life anxiety and late-life panic disorder, Radboud Universiteit Nijmegen, 1 december 2009, 195 p. Promotor was prof.dr. C.A.L. Hoogduin.
Zorgboerderijen prima alternatief voor reguliere dagverzorging
Dagverzorging op zorgboerderijen is een nieuwe en waardevolle toevoeging aan de huidige zorgvoorzieningen voor thuiswonende dementerende ouderen en hun mantelzorgers. Zorgboerderijen zijn beter in staat om dementerende ouderen een afwisselend en divers dagverzorgingsprogramma aan te bieden. Ook stimuleren zij de voedselconsumptie meer dan reguliere instellingen voor dagverzorging. Ondervoeding en ongewenst gewichtsverlies zijn immers bekende complicaties bij dementie. Bij het voorkomen van een significante afname van cognitief functioneren, het emotioneel welbevinden, de functionele status en toename van gedragsproblemen zijn beide vormen van dagverzorging even effectief. Evenzo bij het voorkomen van een significante toename van de emotionele belasting van mantelzorgers. Dit concludeert Huishoud- en Consumentenwetenschapper Simone de Bruin, 31 jr, op basis van haar promotieonderzoek, bij de Leerstoelgroep Dierlijke Productiesystemen, naar de effecten van dagverzorging op zorgboerderijen op de gezondheid van dementerende ouderen. Proefschrift Sowing in the autumn season. Exploring the benefits of green care farms for dementia patients, Wageningen Universiteit, 9 december 2009, 196 p, ISBN 978 90 8585 509 5. Promotor was prof.dr.ir. A.J. van der Zijpp.
Alzheimer is al negen jaar voor de diagnose te voorspellen
Cognitieve problemen, vooral geheugenklachten, komen bij veel ouderen voor. Voorspellen zij dementie? Neuropsycholoog Lia Baars, 29 jr, deed epidemiologisch promotieonderzoek binnen de Maastricht Aging Study (MAAS, een longitudinale studie naar determinanten van cognitieve veroudering) naar voorspellers en risicofactoren voor cognitieve achteruitgang en dementie en concludeert onder andere dat multimorbiditeit de kans op dementie verhoogt en dat medicamenteuze behandeling van hoge bloeddruk de negatieve effecten van hypertensie op cognitie vermindert. Haar studie wijst uit dat we al negen jaar voor de diagnose op basis van neurologische (geheugen)testprestaties kunnen voorspellen wie Alzheimer krijgt en wie niet. Voor vasculaire dementie geldt dit ook maar dan gaat het vooral om verlies van executief functioneren. Steeds is het belangrijk om bij longitudinaal neuropsychologisch onderzoek rekening te houden met leereffecten op tests, anders wordt de cognitieve achteruitgang onderschat. Proefschrift Epidemiological studies into prodromes and risk factors for cognitive decline and dementia, Universiteit Maastricht, 17 december 2009, 127 p, ISBN 978 90 7557 943 7. Promotores waren prof. dr. J. Jolles en prof. dr. F.R.J. Verhey.
Van normale veroudering naar dementie, bestudeerd met behulp van hersenscans
Met de toenemende vergrijzing stijgt ook het aantal patiƫnten met hart- en vaatziekten en dementie. Magnetic Resonance Imaging (MRI) kan worden ingezet om dit pathologische verouderingsproces te volgen. Neuroloog i.o. Salka Staekenborg, 29 jr, onderzocht de cerebrale bloed flow bij ouderen en concludeert o.a. dat schade aan hersenweefsel leidt tot een afname van de vraag naar bloed, wat een vicieuze cirkel van afname van vraag en hersenschade doet vermoeden. Ander onderzoek richtte zich op cerebrovasculaire MRI- veranderingen bij ouderen met cognitieve problemen. Het bleek dat atrofie van de mediale temporaalkwab (MTA) een risicofactor was voor progressie van milde geheugenklachten (MCI) naar Alzheimer (AD), terwijl de aanwezigheid van cerebrovasculaire afwijkingen onafhankelijk was geassocieerd met progressie van MCI naar Vasculaire Dementie (VaD).
In het tweede deel van het proefschrift worden het voorkomen van neurologische en neuropsychiatrische symptomen bij dementie (anders dan cognitie) onderzocht, bijvoorbeeld rigiditeit, apathie of agitatie/agressie, in relatie tot de MRI-bevindingen.
Proefschrift From normal aging to dementia: Risk factors & clinical findings in relation to vascular changes on brain MRI, Vrije Universiteit Amsterdam, 23 december 2009, 148 p, ISBN 978 90 8659 406 1. Promotores waren prof.dr. Ph. Scheltens en prof.dr. F. Barkhof.
Immuunregulatie in ouderen: een kwetsbaar evenwicht
Bij het aanvaarden van het ambt van hoogleraar āveroudering van het immuunsysteem en daarmee samenhangende ziekteā binnen de afdeling Reumatologie en Klinische Immunologie aan de Rijksuniversiteit Groningen op 1 december 2009 heeft prof. dr. Mieke Boots deze oratie uitgesproken. Als immunoloog gaat zij in op de relatie tussen veroudering en de daarmee gepaard gaande toegenomen kans op chronische ziekten. Haar onderzoek streeft drie doelen na: het karakteriseren van de falende immuunfunctie in ouderen, het tijdig opsporen ervan en het herstellen van de immuunfunctie om de ontwikkeling van ziekten uit te stellen. Dus eerst uitzoeken wat er mis is zodat we daarna gericht kunnen repareren. Dit sluit aan bij haar dagelijkse werk: de ontwikkeling van nieuwe medicijnen. Mieke Boots bespreekt in haar oratie het evenwicht tussen aangeboren en verworven immuniteit en de verstoring daarvan door veroudering, met de kans op auto-immuunziekte. In het kader van gezond ouder worden zal haar onderzoek gericht zijn op de rol van T lymfocyten als mogelijke voorspellers van kwetsbaarheid en naderende auto-immuunziekte, met het doel het immunologische evenwicht in ouderen te herstellen.