2062 Weergaven
3 Downloads
Lees verder

Oorspronkelijke publicatie

Wood SA, Liu, PJ, Hanoch, Y, Estevez-Cores, S. Importance of numeracy as a risk factor for elder financial exploitation in a community sample. J Gerontol B Psychol Sci Soc Sci, 2016;71:978–86.

Conclusie van het artikel

Een eenvoudige test met vragen over procenten en kansberekening onderscheidde ouderen die relatief vaak slachtoffer werden van financieel misbruik van leeftijdsgenoten wie dat niet of minder vaak overkwam.

Bespreking van de studie

Onderzoekers in Californië (VS) onderzochten bij tweehonderd zelfstandig thuiswonende ouderen (60–95 jaar; 70 % vrouw) in hoeverre zij risico liepen op financiële uitbuiting. Op een lijst met 79 items konden deelnemers te kennen geven welke vormen van financieel misbruik zij in het afgelopen jaar hadden meegemaakt. De lijst bevat voorbeelden van diefstal, oplichting, risicovolle omstandigheden, misbruik van vertrouwen, dwang en fraude met bankrekeningen of giropasjes. De onderzoekers brachten ervaringen met financieel misbruik in verband met individuele verschillen in opleiding, zelfstandigheid op het gebied van dagelijkse activiteiten (IADL), lichamelijke en geestelijke gezondheid, cognitieve tests van uitvoerende mentale controle (Trail Making Test, Stroop Kleur-Woord Test) en, meer in het bijzonder, gevoel voor cijfers en getallen. Het laatste werd onderzocht met elf vragen die varieerden in moeilijkheidsgraad, van 21 % tot bijna 90 % goed beantwoord. Bijvoorbeeld: U doet mee aan een loterij. De kans om een nieuwe auto te winnen is één op duizend. Bij hoeveel procent van de loten is dat het geval? Of: Als mevrouw A de komende tien jaar een kans van 1 op 100 heeft om ziek te worden, en mevrouw B twee keer zoveel, wat is dan de kans voor mevrouw B?

Resultaten

Twee van de drie deelnemers (68 %) gaven bij een of meer incidenten of risicofactoren uit de lijst aan dat zij die uit eigen ondervinding kenden. De kans op financiële uitbuiting nam af met de leeftijd. Het waren dus niet de oudste deelnemers die een verhoogd risico liepen. Mannen liepen meer risico dan vrouwen. Opvallend genoeg bood een hogere opleiding geen bescherming tegen financiële uitbuiting. Scores op tests van uitvoerende mentale controle zeiden evenmin iets over het risico op financiële uitbuiting. Verschillen in IADL-zelfstandigheid maakten de kans op misbruik niet groter of kleiner, maar een minder goede lichamelijke of geestelijke gezondheid verhoogde het risico weer wel. Onafhankelijk van verschillen in leeftijd, man of vrouw zijn, opleiding en gezondheid, maakte het voor het risico om slachtoffer te worden van financieel misbruik ook nog verschil welke score iemand behaalde op de cijfertest. Wie daarop meer vragen goed wist te beantwoorden, streepte minder items aan op de lijst van incidenten en risico’s van financiële uitbuiting. Elke goed beantwoorde vraag op de cijfertest betekende een additionele vermindering van gemiddeld 0,03 punt op de vragenlijst naar financiële uitbuiting.

Commentaar

Het is niet zo eenvoudig te verklaren waarom de resultaten op een aantal vragen over kansberekening en percentages toegevoegde waarde hadden voor het voorspelde risico op financiële uitbuiting. De onderzoekers veronderstellen dat hun cijfertest iets te zeggen heeft over het vermogen van mensen om goed na te denken over geldzaken of kwesties die met beheer van geld en goederen te maken hebben. Een hoger cijferbewustzijn zou alarmbellen doen rinkelen bij frauduleuze voorstellen of dubieuze acties van anderen. Voor psychologen die niet helemaal vervreemd zijn van de colleges kansrekening en statistiek die zij in hun eerste studiejaar moesten volgen, heeft het onderzoek praktische implicaties. Zeker bij de vraag hoe een autonome en wilsbekwame besluitvorming over bijvoorbeeld financiële kwesties beschermd en ondersteund kan worden, kan de ouderenpsycholoog enig onderzoek naar iemands begrip van cijfers en getallen maar beter niet achterwege laten.