2130 Weergaven
4 Downloads
Lees verder

Ruffman, T., Murray, J., Halberstadt, J. & Vater, N. (2012). Age-related differences in deception. Psychology and Aging; 27:543–549.

Conclusie van het artikel

Ouderen onderkenden minder vaak dan jongere volwassenen de onwaarachtigheid van een leugenachtig verhaal. Dit verband met verschillen in leeftijd (of generatie) viel echter weg wanneer rekening werd gehouden met individuele verschillen in de vaardigheid om emoties aan gezichten af te lezen.

Bespreking van de studie

Deelnemers aan het onderzoek waren dertig oudere (60–89 jaar) en evenveel jongere volwassenen (17–26 jaar). Zij kregen korte videopresentaties van één tot twee minuten te zien. Daarin verdedigden oudere of jongere sprekers een bepaalde stelling, bijvoorbeeld: ‘verbied roken in restaurants’, ‘een wettelijke maximumsnelheid op snelwegen is onnodig’ of ‘maak iedereen orgaandonor’. Het onderzoek werd zo ingericht dat elke spreker één stelling verdedigde waar deze helemaal achter stond (waarheid) en één stelling waar hij of zij oprecht niet achter stond (leugen). Er waren tien sprekers in de leeftijd van 30 jaar of jonger, evenveel anderen waren 60 of ouder. Deze opzet leverde in totaal veertig video’s op, twintig waarin naar waarheid voor een bepaalde stelling betoogd werd, en evenveel waarin de sprekers oneerlijk waren omdat zij een stelling verdedigden, waarvan eerder was vastgesteld dat die inging tegen hun vaste overtuiging. Hiermee konden de onderzoekers nagaan of ouderen en jongeren misschien verschilden in hun vermogen om een geloofwaardig verhaal af te steken. Ook konden zij nagaan of oudere, respectievelijk jongere volwassenen als toehoorders beter in staat waren leugen van waarheid te onderscheiden bij leeftijdgenoten die het woord voerden, of dat het ontbreken van een leeftijdsmatch daarvoor geen verschil maakte. Om de visuele waarneming van emoties te onderzoeken kregen de deelnemers een serie foto’s van gezichten te zien die een bepaalde emotie uitdrukten (woede, walging, angst, blijdschap, verdriet, verrassing). Bij elke foto maakte de deelnemer een keus uit de zes mogelijke emoties die het afgebeelde gezicht vertoonde. Om te controleren voor eventuele niet aan emotieherkenning gerelateerde problemen met het waarnemen van gelaatskenmerken (vooral rond ogen en mond) werd een taak gebruikt waarin deelnemers de leeftijd moesten schatten van zwart-witgefotografeerde gezichten. De leeftijd van de afgebeelde personen varieerde van begin 20 tot begin 70, in vijf stappen van telkens tien jaar.

Resultaten

Oudere sprekers werden op de video’s geloofwaardiger gevonden dan jongere. Als een jongere spreker naar waarheid betoogde werd dat in gemiddeld 71 % van de gevallen ook door de beoordelaars zo gezien. Maar als oudere sprekers naar waarheid vertelden werd dat in 84 % van de gevallen herkend. Als oudere sprekers op de video een leugenachtig betoog hielden, werd dat in 61 % van de gevallen voor waar aangenomen. Jongere ‘leugenaars’ waren wat dat betreft iets minder overtuigend, als zij iets betoogden dat inging tegen hun werkelijke mening, werd dat in 55 % van de gevallen voor waar aangenomen. Luisterend naar een leugenachtig verhaal waren de oudere deelnemers vaker te goed van vertrouwen (62 %) dan jongere (55 %). Ouderen en jongeren deden niet voor elkaar onder wanneer zij meenden dat oprechte sprekers naar waarheid betoogden (77 %). Individuele verschillen in de vaardigheid om een oprecht van een onwaarachtig betoog te onderscheiden werden in een regressiemodel geanalyseerd met ‘leeftijd’, ‘emotieherkenning’ en ‘leeftijdherkenning’ als onafhankelijke variabelen. In de regressieanalyse bleek emotieherkenning de enige betrouwbare voorspeller van het vermogen om oprechte van onoprechte presentaties te onderscheiden.

Commentaar

Afgaand op berichten in de media lijkt het dat oudere mensen vaker slachtoffer zijn van oplichters dan jongere volwassenen. Dit onderzoek lijkt te bevestigen dat ouderen gemiddeld wat vaker goedgelovig zijn dan jongere volwassenen. De ogenschijnlijke relatie met leeftijdverschillen werd in dit onderzoek echter onzichtbaar wanneer rekening werd gehouden met individuele verschillen in de vaardigheid om emoties af te lezen aan gezichten. Wie daar goed in is, zal een oplichter eerder herkennen. Omgekeerd kunnen problemen met emotieherkenning iemand kwetsbaarder maken voor bedrog.

Han Diesfeldt