Het Gerontologisch en Geriatrisch onderzoek in ons taalgebied is springlevend. Die conclusie mag men op grond van de inhoud van het vorige nummer van dit tijdschrift – het jubileumnummer 40 jaar TGG– zeker trekken. De vraag die we als redactie echter dienen te stellen is, of er wellicht toch lacunes zijn, dus gebieden waarop weinig onderzoek heeft plaats gevonden?
Dat lijkt het geval. We zien namelijk in de dagelijkse berichtgeving zeer veel aandacht voor ouderen, zoals bijvoorbeeld in de felle discussies over de AOW-leeftijd en de pensioenen, de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, gesteggel over marktwerking en de voortdurende bezuinigingen. Maar er lijken weinig studies te zijn die proberen de betreffende besluitvormingsprocessen en achtergronden bloot te leggen. Dat komt wellicht doordat onderzoek op dit gebied niet eenvoudig is. De gangbare manieren van materiaalverzameling en data-analyse kunnen namelijk niet eenvoudig worden toegepast. Het onderzoek zal dan vaker kwalitatief moeten zijn. Toch is dat nog altijd veel beter dan helemaal niets, want het gaat om niets meer of minder dan om de positie van de ouderen in de samenleving als geheel. En daar kunnen belangrijke vragen bij gesteld worden. Al was het alleen maar omdat het gaat om bijna 2,5 miljoen mensen van 65 jaren ouder. Mensen waarvan velen vlak voor het levenseinde staan en waarvan er per jaar meer dan 100.000 sterven.
Macht en machteloosheid
Proberen we dit toe te lichten aan de hand van het begrip macht.
Volgens een klassieke definitie van de beroemde socioloog Max Weber1 is macht de kans om binnen een sociale relatie de eigen wil door te drukken, ook tegen tegenstand in. Het gaat dus om de sociale relatie tussen de machthebbers en de ouderen. Wie zijn de machthebbers? Het voor de hand liggende antwoord lijkt de overheid. Maar zo eenvoudig is het niet. De besluitvorming vindt mede plaats binnen een ingewikkeld netwerk van adviesorganen, actiegroepen en belangenorganisaties met hun lobby’s. Hoe verlopen die processen, wie domineert daarin en wat is de uitkomst?
Als voorbeeld: Wat was de invloed van de pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen op de verhoging van de AOW-leeftijd? En hoe verhoudt zich dat tot de invloed van ouderenbonden? Ook zijn vragen te stellen bij de attitudes van de personen, die bij de besluitvorming zijn betrokken. Ze zijn meestal van middelbare leeftijd en hebben nog geen nabije eindhorizon, anders dan de ouderen waarvoor die horizon heel dichtbij ligt. Wat is het referentiekader van die actoren in het besluitvormingsproces ? Kunnen ze zich in ouderen verplaatsen? Hebben ze die tweeduizend mensen voor ogen die wekelijks sterven of richt hun blik zich eerder op een financiële instelling?
De andere zijde van de sociale relatie wordt natuurlijk gevormd door de ouderen. Wie zijn die ouderen? Het zijn niet zo maar 2,5 miljoen Nederlanders, het zijn vaak uiterst kwetsbare mensen. Er sterven er per jaar meer dan 100.000 en onder die 2,5 miljoen er zijn maar liefst 800.000 alleenstaanden, waaronder zeer veel vrouwen. Een aanzienlijk deel bevindt zich in een volstrekte afhankelijkheidsrelatie tot de machthebbers en wel op zeer fundamentele zaken als inkomen, gezondheid en huishouding. De afhankelijkheid maakt het onwaarschijnlijk dat er tegenstand geleverd kan worden, zie de definitie . Toch zou dit nog enigszins mogelijk zijn door belangenorganisaties zoals de vakbonden, waarin de ouderen vertegenwoordigd zijn. Echter met name in de vakbeweging vallen de ingewikkelde afwegingen tussen de belangen van de werkenden en de ouderen vermoedelijk vaak ten nadele van de ouderen uit. Hoe dat precies gebeurt weten we niet. Al met al lijken afhankelijkheid en machteloosheid de krachtsverhoudingen duidelijk te maken. Toch is in vele sociale verhoudingen macht onontkoombaar, zoals ook in dit geval. Macht is echter op zichzelf een neutraal concept. Er dient dan vervolgens wel nadrukkelijk de vraag aan de orde te komen hoe de macht wordt gebruikt.
Probleemafbeelding
De basis van alle beslissingen vanuit machtsposities is de probleemafbeelding. Hoe worden ouderen in beeld gebracht? Allereerst is het opvallend dat het woord “vergrijzing” zeer vaak valt. Dat wordt dan meestal in verband gebracht met wat die vergrijzing gaat kosten. Beperken we ons tot de zorg dan rijst de vraag hoe deze accentlegging zich verhoudt tot de aandacht voor de mensen over wie het gaat, ofwel tot de aandacht voor de “kwaliteit van de zorg”. Het is verleidelijk om te zeggen dat we het antwoord wel weten. Toch zou een nadere analyse van wie de berichtgeving over de vergrijzing stuurt, welke “poortwachters” hun sluizen daarvoor hebben gesloten of op een te grote kier hebben gezet en wie dat allemaal gedachteloos napraten, zoals politici, journalisten en wetenschappers. Ook op dit terrein komt kuddegedrag in de opinievorming uiteraard voor.
Een andere afbeelding van de ouderen is die van de mensen met het Zwitserlevengevoel. Zij zouden een riant leven leiden onder andere door hun goede inkomen. Dit is een hardnekkig stereotype. Wat betreft de inkomens klopt het in ieder geval duidelijk niet. Er zijn vergeleken met mensen van middelbare leeftijd veel meer ouderen met een laag inkomen en veel minder met een hoog inkomen (zie figuur). En dat Zwitserlevengevoel geldt zeker niet voor de vele ouderen met chronische ziekten. Als men het leven van de ouderen wil typeren dient men op zijn minst een vergelijking met andere leeftijdscategorieën te maken- van wie het leven misschien nog veel sterker riant geworden is.
De genoemde probleemafbeeldingen kunnen licht leiden tot de aanname dat het leven van de ouderen wel wat versoberd kan worden. In het verlengde van deze beelden liggen moraliserende beschouwingen, bijvoorbeeld over de zingeving van de “nieuwe ouderen”, dus over de vraag hoe ze hun leven vorm en inhoud moeten geven. Echter, de zingeving van de 30- en 40- jarigen, vooral die van topmensen als politici en bankiers blijft meestal onbesproken.
Maatregelen
Besluitvorming kan resulteren in maatregelen. Maar even belangrijk is soms het ontbreken daarvan (non-beslissingen). Van beide gaan we in het onderstaande enkele na die met twijfelachtige wetenschappelijke onderbouwing zijn genomen. Allereerst is het bekend dat armoede onder alleenstaande ouderen vrouwen relatief groot is. Incidenteel wordt er wel eens iets gerepareerd, maar dat is erg weinig. Daar komt nog bij dat er weinig aandacht besteed wordt aan de definitie van armoede . Dat de specifieke situatie van ouderen en ook van gehandicapten tot een afwijkende definitie zou kunnen leiden blijft veelal onbesproken, ook door onderzoekers (bijvoorbeeld hogere kosten door eigen bijdragen). Ook de achtergronden van de maatregelen met betrekking tot de pensioenen zouden dringend bestudeerd moeten worden. Allereerst wordt te weinig onderkend dat de laagste inkomens bijna geen aanvullend pensioen opbouwen ook al hebben ze 40 jaar gewerkt. Voorts de welvaartsvastheid. Een pensioenfonds als het ABP maakte 30 jaar geleden reclame met welvaartsvastheid. In de betreffende folders uit die tijd staat dat overduidelijk. Maar die welvaartsvastheid is bij de heersende mode van privatisering verlaten en in de laatste jaren wordt er niet of zeer weinig geïndexeerd. Dat houdt in dat beloften niet zijn nagekomen, ofwel dat er rechtsonzekerheid heerst. Dit heeft plaats gevonden in een tijd dat privatisering in de mode was, let wel, met instemming van de vakbonden. De vraag is welke processen hiertoe hebben geleid, zeker als men ziet dat ondertussen de lonen van de werkenden normaal zijn gestegen. Van even veel belang zijn de doorgevoerde veranderingen in de pensioenregelingen, bijvoorbeeld de afstemming op het middelloon en de halvering van het weduwenpensioen. Dit raakt niet alleen de huidige ouderen, maar ook de ouderen van de toekomst. De vraag is hierbij hoe dit in verhouding staat tot maatregelen voor de werkenden. Wat dit laatste betreft zijn er taboes, zoals de onbespreekbaarheid van langere werktijden, kortere vakanties of een hoger belastingtarief voor hogere inkomens (die tarieven zijn de afgelopen 20 jaar verlaagd van 70 tot 52 procent). Tenslotte vallen de maatregelen in de zorg te melden, die vooral bezuinigingen tot doel hebben. Hoe staan die in verhouding tot de onvoorstelbare rijkdom in dit land?
Al met al ligt er wat betreft machteloosheid, de daarop aansluitende probleemafbeeldingen en beschouwingen over de ouderdom en vooral over de maatregelen in verhouding tot die voor andere leeftijdscategorieën, een omvangrijk studie- en onderzoeksveld. Daarin zouden de voorgaande vragen verdiept en liefst beantwoord moeten worden. Niet alleen in het belang van de wetenschap maar vooral ook in het belang van de ouderen.