Samenvatting

Momenteel zijn er geen therapieën beschikbaar die de pathologische oorzaak van de ziekte van Alzheimer (ZvA) beïnvloeden. Het gebrek aan effectieve therapeutische interventies vraagt om goede biologische markers voor het meten van veranderingen in de cognitie, neuropathologie, morfologie en neurofysiologie, die gepaard gaan met de aanwezigheid en progressie van ZvA. Gezondheidswetenschapper Jeroen van Deursen, 30 jr, ook opgeleid in Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken, onderzocht verschillende parameters van het elektro-encefalogram (EEG) als potentiële nieuwe biomarker voor het stellen van de diagnose, het monitoren van het ziektebeloop en het vervolgen van de effecten van therapeutische interventies. Uit zijn promotieonderzoek blijkt dat EEG geen aanvullende waarde heeft bij de diagnostiek, maar wel mogelijk kan bijdragen aan het monitoren van het ziektebeloop en het meten van therapeutische effecten bij ZvA


1910 Weergaven
3 Downloads
Lees verder

Op zoek naar biomarkers voor de ziekte van Alzheimer

Momenteel zijn er geen therapieën beschikbaar die de pathologische oorzaak van de ziekte van Alzheimer (ZvA) beïnvloeden. Het gebrek aan effectieve therapeutische interventies vraagt om goede biologische markers voor het meten van veranderingen in de cognitie, neuropathologie, morfologie en neurofysiologie, die gepaard gaan met de aanwezigheid en progressie van ZvA. Gezondheidswetenschapper Jeroen van Deursen, 30 jr, ook opgeleid in Medisch Beeldvormende en Radiotherapeutische Technieken, onderzocht verschillende parameters van het elektro-encefalogram (EEG) als potentiële nieuwe biomarker voor het stellen van de diagnose, het monitoren van het ziektebeloop en het vervolgen van de effecten van therapeutische interventies. Uit zijn promotieonderzoek blijkt dat EEG geen aanvullende waarde heeft bij de diagnostiek, maar wel mogelijk kan bijdragen aan het monitoren van het ziektebeloop en het meten van therapeutische effecten bij ZvA.

Bij zijn onderzoek naar het neuro-anatomische correlaat van gedragsproblemen bij ZvA vindt hij onder andere een associatie tussen apathie en een verminderd grijze stof volume in bepaalde hersengebieden. Proefschrift Functional and structural brain markers of Alzheimer’s disease. Clinical studies using EEG and VBM, Universiteit Maastricht, 9 april 2009, 224 p, ISBN 978 90 75579 39 0. Promotores waren prof.dr. W.J. Riedel en prof.dr. F.R.J. Verhey.

De invloed van dementie op het dagelijks functioneren

Bij dementie en niet aangeboren hersenletsel zijn er beperkingen op verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld cognitief functioneren (geheugen en aandacht), emotie en gedrag, en dagelijks functioneren. Neuropsycholoog Sharon Bouwens, 27 jr, onderzocht het verband tussen de diverse aangetaste domeinen en concludeert in haar proefschrift dat de relatie tussen cognitie en dagelijks functioneren verschilt per subtype dementie (Alzheimer, vasculaire en Parkinson’s dementie). Dit gegeven is van diagnostische belang, maar wordt in de kliniek onvoldoende gebruikt. Een andere conclusie is dat de voorspellende waarde van de prestaties op cognitieve tests, voor het dagelijks functioneren in het algemeen wordt overschat. Deze bevinding benadrukt de behoefte aan directe observatie van het uitvoeren van alledaagse activiteiten van mensen met dementie. Proefschrift Ecological aspects of cognitive assessment, Universiteit Maastricht, 29 april 2009, 203 p, ISBN 978 90 7557 938 3. Promotor was prof.dr. F.R.J. Verhey.

Vibrerende zooltjes kunnen de balans verbeteren

Een verstoorde balans als gevolg van verminderd gevoel in de voeten komt veel voor bij oudere mensen en diabetespatiënten. Het leidt vaak tot valpartijen en botbreuken met als gevolg langdurige revalidatie, angst om weer te vallen, verminderde mobiliteit en sociaal isolement. Bewegingswetenschapper Juha Hijmans, 30 jr, toont aan dat een vibrerende zool de balans kan verbeteren. Door een subtiele, niet voelbare trilling onder de voetzool aan te bieden, kunnen mensen met neuropathie hun balans beter handhaven. Een trilling met voortdurende wisselende frequentie van maximaal 200 Hz blijkt het meest effectief. De praktische uitvoering van zooltjes en aansturing moet nog worden verbeterd. Proefschrift Orthotic interventions to improve standing balance in somatosensory loss, Rijksuniversiteit Groningen, 13 mei 2009, ISBN 978 90 3673 794 4. Promotores waren prof.dr. K. Postema en prof.dr. J.H.B. Geertzen.

Kwaliteit van leven van ernstig slechtziende ouderen

Door de vergrijzing zal het aantal volwassenen met een visuele beperking sterk toenemen. Wanneer genezing niet meer mogelijk is, zoals bij chronische glaucoom, diabetische retinopathie of macula degeneratie, is het belangrijk dat bij elke keuze voor behandeling (revalidatie) aandacht is voor de kwaliteit van leven van de patiënt. Klinisch psycholoog/epidemioloog Ruth van Nispen, 36 jr, verrichtte in haar proefschrift een longitudinale analyse van de visusgerelateerde kwaliteit van leven van oudere patiënten en gebruikte en toetste daarbij diverse vragenlijsten op hun psychometrische kwaliteit. Haar bevindingen zijn dat revalidatiecentra slechts gedeeltelijk slagen in het verbeteren van visusgerelateerde kwaliteit van leven, vooral op lange termijn, en dat kennis van comorbiditeit en algemene gezondheid van slechtziende patiënten een beter op het individu toegespitst revalidatieprogramma kan opleveren. Proefschrift Longitudinal measurement of the older patient’s vision-related quality of life, Vrije Universiteit Amsterdam, 18 juni 2009, 239 p, ISBN 978 90 9024 177 7. Promotores waren prof.dr. G.H.M.B. van Rens en prof.dr. P.J. Ringens.

Cardiovasculair risicomanagement op hoge leeftijd kan beter

Hart- en vaatziekten op hoge leeftijd lenen zich nog steeds voor preventie, maar deze preventie vergt wel een eigen aanpak. Het voorschrijven van preventieve medicatie na een doorgemaakt myocardinfarct bij patiënten van 80 jaar en ouder is de laatste tijd sterk toegenomen, maar biedt nog steeds ruimte voor verbetering. Dit concludeert huisarts/onderzoeker Wouter de Ruijter, 46 jr, uit zijn studie naar cardiovasculair risicomanagement op hoge leeftijd, teneinde de ontwikkeling van leeftijdsspecifieke en evidence-based richtlijnen voor deze leeftijdsgroep te bevorderen. Klassieke risicofactoren zoals onder andere hoge bloeddruk, cholesterol, diabetes, roken, bleken bij 85-jarigen uit de algemene bevolking zonder voorgeschiedenis van hart- en vaatziekten niet voorspellend voor cardiovasculaire mortaliteit, maar de plasma homocysteïne concentratie in het bloed wel. Nauwgezette secundaire preventie en evidence-based primaire preventie kunnen het mogelijk maken dat hart- en vaatziekten bij ouderen worden voorkomen of uitgesteld. En dat resulteert dan niet alleen in een langer leven maar ook in een grotere kwaliteit daarvan. Proefschrift Cardiovascular risk management in old age, Universiteit Leiden, 25 juni 2009, 175 p, ISBN 978 90 8559 530 4. Promotores waren prof.dr. W.J.J. Assendelft, prof.dr. J. Gusseklo en prof.dr. R.G.J. Westendorp.

Grote verschillen in achteruitgang van cognitieve prestaties bij veroudering

Hoewel ouderen als groep slechter presteren op cognitieve taken dan jongeren, blijken de onderlinge verschillen enorm. Sommige ouderen doen het (nog) net zo goed als jongeren en anderen doen het heel slecht. Het gaat dan om taken waarbij interne controle van cognitieve processen van belang is, zoals bij het prospectief geheugen (het onthouden van een in de toekomst uit te voeren taak), het switchen tussen taken en het remmen van automatische respons. Dat blijkt uit promotieonderzoek van psycholoog Mark Dekker, 37 jr, bij de afdeling Experimentele en Arbeidspsychologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn bevindingen impliceren dat bij studies naar cognitieve veroudering het onderzoeken van groepsgemiddelden niet volstaat. Bij cognitief werk is de leeftijd van een individu dus niet een betrouwbare indicator voor (achteruitgang in) kwaliteit van arbeidspotentieel. Dit is van belang bij discussies over arbeidsmarkt, pensioenleeftijd en lage geboortecijfers. Proefschrift Aging and cognitive control, RUG, 18 juni 2009, 159 p. Promotores waren Prof.dr. R. de Jong en prof.dr. W.H. Brouwer.

Leeftijd en het psychologisch contract

Door de vergrijzende beroepsbevolking wordt het belangrijker om te onderzoeken hoe oudere werknemers gemotiveerd worden in hun werk, en hoe dat verschilt ten opzichte van jongere werknemers. Het is aannemelijk dat ouderen andere verwachtingen hebben van hun werkgever dan jongeren en dat zij anders zullen reageren binnen een arbeidsrelatie. Met andere woorden: ouderen hebben een ander psychologisch contract met hun organisatie dan jongeren en zullen anders reageren wanneer het psychologisch contract wordt gebroken. In zijn proefschrift laat organisatiepsycholoog Matthijs Bal, 28 jr, zien dat ouderen over het algemeen minder sterk reageren op psychologische contractbreuk, minder verwachtingen hebben ten aanzien van ontwikkeling dan jongeren, maar zich meer verplicht voelen ten opzichte van de organisatie wanneer de werkgever investeert in de sociale relatie met de oudere werknemer. Bij een onrechtvaardige behandeling zullen jongeren eerder weglopen terwijl ouderen blijven vanwege de sociaal-emotionele aspecten. Wanneer de organisatie zich richt op een relatie met de oudere werknemer die gekenmerkt wordt door vertrouwen, een hoge mate van sociale uitwisseling en steun, zal de oudere werknemer langer en gemotiveerd aan het werk kunnen blijven. Proefschrift Age and psychological contract breach in relation to work outcomes, Vrije Universiteit Amsterdam, 28 mei 2009, 211 p, ISBN 978 90 5170 561 4. Promotor was prof.dr. P.G.W. Jansen.

Ouderen kijken vooral bewust en actief televisie

Ouderen kijken vaker tv dan jongeren maar doen dat beslist niet alleen om de verveling te verdrijven. Ouderen kiezen tv kijken omdat televisie iets biedt in hun leven. Daarnaast zijn er ouderen die televisie ook gebruiken in compensatiestrategieën: ze gebruiken televisie als vervanging voor activiteiten die zijn afgenomen, als tijdpassering, gezelschap of afleiding van verdriet. Selectief gebruik blijft voor deze groep echter ook van belang. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van communicatiewetenschapper Margot van der Goot, 30 jr, waarmee zij wil bijdragen aan een beter begrip van de relatie tussen televisiekijken en ouder worden. Bij voorgaand onderzoek naar ouderen en televisiekijken lag de nadruk op compensatie maar nu blijkt dat ouderen vooral bewust selecteren en televisiekijken verkiezen boven een andere activiteit, omdat televisie aansluit bij doelen in domeinen die belangrijk voor hen zijn zoals actualiteiten, politiek, sport of intellectuele stimulatie. Emotie-tv (Spoorloos, Memories of Familiediner) blijkt minder aantrekkelijk voor ouderen. Dat komt te dichtbij. Een speciale ouderenomroep zou zich volgens Van der Goot moeten onderscheiden door toon en sfeer. En meer tijd voor gesprekken zodat mensen meer kunnen uitpraten. Proefschrift Television viewing in the lives of older adults, Radboud Universiteit Nijmegen, 22 april 2009, 183 p, ISBN 978 90 902 4099 2. Promotor was prof.dr. J.W.J. Beentjes.