1550 Weergaven
9 Downloads
Lees verder

Haslam C, Morton TA, Haslam, SA, Varnes L, Graham R, Gamaz L. “When the age is in, the wit is out”: age-related self-categorization and deficit expectations reduce performance on clinical tests used in dementia assessment. Psychology and Aging 2012;27:778–784.

Conclusie van het artikel

Nadruk op hoge leeftijd maakte in combinatie met informatie over een verhoogd risico op vermindering van geheugen- of andere cognitieve functies, dat normale ouderen op een dementietest een score behaalden die paste bij de diagnose ‘dementie’.

Bespreking van de studie

Voor een onderzoek naar cognitieve vaardigheden bij verschillende leeftijdsgroepen werden 68 oudere volwassenen uitgenodigd, tussen 60 en 70 jaar oud, evenveel vrouwen als mannen. Allen verkeerden in goede gezondheid en waren vrij van symptomen van dementie. De Mini Mental State Evaluation (MMSE) werd ingezet om te controleren of de deelnemers geen cognitieve stoornis hadden. Zij werden bloot-gesteld aan één van vier mogelijke manipulaties: de suggestie relatief jong of relatief oud te zijn, gekruist met informatie over de gevolgen van ouder worden op hetzij geheugenfuncties, hetzij de algemene intelligentie. De suggestie van subjectieve leeftijd werd bereikt door uitleg van de proefleider: ‘de deelnemers aan dit onderzoek zijn 40 tot 70 jaar oud, zoals u weet behoort u tot de oudere groep. Mag ik voor de zekerheid nog eens van u horen hoe oud u bent?’ De andere groep kreeg juist de omgekeerde suggestie: ‘de deelnemers aan dit onderzoek zijn 60 tot 90 jaar oud, dus zo oud bent u nog niet’. Voor de manipulatie van ideeën over de samenhang van hogere leeftijd en cognitief functioneren kreeg de helft van de groep een korte populair-wetenschappelijke tekst te lezen over het geheugen en de oudere mens, en de andere helft een tekst over Intelligentie en de oudere mens. De ene tekst benadrukte dat het geheugen met het ouder worden achteruitgaat en noemde enkele voorbeelden, zoals afspraken vergeten, vergeten waar je iets hebt weggelegd, niet meer zonder geheugensteuntjes kunnen, niet zonder een agenda, een kalender, of ‘gele briefjes’. Het artikel over intelligentie beschreef dat die in het algemeen vermindert met het ouder worden, zoals blijkt uit een afnemende concentratie, meer moeite om juiste beslissingen te nemen, plannen te maken voor de komende dag, of oplossingen te vinden voor alledaagse problemen. In deze tekst werd over veranderingen van het geheugen niets gezegd. De effecten van de manipulaties werden onderzocht met een test voor onmiddellijke en uitgestelde reproductie (van de inhoud van een kort verhaal) en met de Addenbrooke’s Cognitive Examination-Revised (ACE-R), een test-verzameling die internationaal in geheugenpoli’s veel wordt gebruikt om een vermoeden van dementie te ondersteunen of te ontkrachten.

Resultaten

De suggestie relatief jong of oud te zijn had op alle onderzochte tests een grote invloed. Bij de geheugen-tests behaalden deelnemers die zich subjectief ‘oud’ voelden gemiddeld vijf tot zes punten minder dan deelnemers die meenden dat zij juist relatief jong waren. Gelet op de spreiding van de resultaten rond het gemiddelde, ging het hier om een groot verschil. De subjectief ervaren leeftijd had de grootste invloed op tests voor vaardigheden waarover de deelnemers vooraf waren geïnformeerd. Deelnemers die hadden gelezen over de achteruitgang van het geheugen met het ouder worden en die bovendien meenden dat uitgerekend zij behoorden tot de oudere deelnemers, behaalden met name op de geheugen-test minder goede resultaten dan deelnemers die meenden tot de ‘jongere ouderen’ te behoren. De verschillen op de algemene cognitietest (ACE-R) waren bij de deelnemers die over geheugenveroudering waren geïnformeerd minder opvallend. Hadden de deelnemers echter informatie gekregen over de ongunstige invloed van ouder worden op algemene cognitieve vaardigheden, dan zagen de onderzoekers juist grote effecten van subjectieve leeftijd op de test van algemene cognitieve vaardigheden, en minder op de test van de geheugenfuncties. De twee effecten telden op: de nadelige invloed op testprestaties van de subjectieve leeftijdsbeleving werd vermeerderd met de invloed van informatie over de vermeende gevolgen van ouder worden op specifieke (geheugen) of algemene cognitieve vaardigheden. Zeventig procent van de zeventien deelnemers aan wie gesuggereerd was dat zij relatief oud waren en die bovendien informatie hadden gekregen over de gevolgen van ouder worden op het algemene cognitief functioneren, behaalden op de ACE-R een score die paste bij dementie (<82). Van de deelnemers in de andere groepen behaalde gemiddeld 14 % een dergelijke score.

Commentaar

De onderzoekers benadrukken de nadelige invloed van vooroordelen over de gevolgen van toenemende leeftijd op de eigen testprestaties van de onderzochte ouderen. Zij sluiten niet uit dat testresultaten in geheugenpoli’s bij sommige ouderen te laag uitvallen door stereotiepe ideeën van deze ouderen zelf. Zij doen dan ook de aanbeveling om in de nabespreking van de testresultaten met patiënten na te gaan wat zij van het onderzoek en de resultaten verwachtten, en in hoeverre stereotiepe gedachten over ouder worden en dementie daarbij een rol speelden. De term ‘pseudodementie’ (voor geheugenklachten bij depressie) mag in onbruik zijn geraakt, in zijn nieuwe gedaante zijn we er nog niet van verlost.

Han Diesfeldt