Introductie
Ondanks het feit dat migratie, vergrijzing en gezondheid ieder afzonderlijk hoog op de politieke agenda staan in zowel Nederland als Europa, is er nog weinig aandacht voor de intersectie tussen deze drie domeinen. Dit geldt zowel voor het publieke debat als voor de wetenschappelijke literatuur waarin aandacht voor de gezondheid van oudere migranten pas vrij recentelijk een vlucht heeft genomen [ 1 , 2 ]. Gezien het groeiend aandeel oudere migranten in Nederland en Europa is meer kennis over zowel gezondheids- als sterftepatronen onder oudere migranten essentieel [ 3 ]. Vanuit het gelijkheidsprincipe van de gezondheidszorg, en het daarop geënte beleid in Europese landen, is daarnaast meer kennis over potentiële gezondheidsverschillen tussen ouderen met en zonder migratieachtergrond van belang [ 4 ]. Kennis over de gezondheid van oudere migranten is bovendien cruciaal om de toekomstige vraag naar gezondheidszorg in een samenleving die ouder en diverser wordt, accuraat te kunnen inschatten [ 5 ].
Eerdere studies naar gezondheid en sterfte onder migranten laten verschillende patronen zien. Het merendeel van de literatuur vond dat migrantengroepen vaak langer leven dan niet-migranten ondanks hun vaak relatief lage sociaaleconomische status (ook wel de ‘migrant mortality paradox’ genoemd [ 6 , 7 ]). Terwijl eerder onderzoek aantoonde dat de gezondheidssituatie van migranten achteruit gaat met leeftijd en verblijfsduur in het land van bestemming [ 8 , 9 ], lijkt dit niet het geval voor sterfte [ 10 , 11 ]. Eerdere studies laten zien dat verschillen in sterfte tussen migranten en niet-migranten ook op latere leeftijd blijven bestaan; ook op oudere leeftijden hebben migranten vaker een lagere sterfte vergeleken met niet-migranten [ 10 – 13 ]. Echter, langer leven impliceert niet automatisch dat dit ook meer levensjaren in goede gezondheid met zich meebrengt [ 14 ]. Zo hebben migranten ongeacht hun leeftijd een lagere zelf-gerapporteerde gezondheid dan niet-migranten [ 15 ]. Op oudere leeftijd hebben zij zowel een slechtere fysieke als mentale gezondheid: zo vonden eerdere studies een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid, minder goed algemeen functioneren en meer beperkingen en depressie [ 9 , 12 , 16 ].
Om verschillen in gezondheid en sterfte tussen migranten en niet-migranten in kaart te brengen, is de gecombineerde studie van gezondheid en sterfte essentieel. De studie van de gezonde levensverwachting (GLV) is een geschikte manier om dit te doen, die bovendien een relatief eenvoudige vergelijking tussen landen toestaat. Tot op heden bestaan er nauwelijks studies die GLV bekijken naar migrantenherkomst (voor een uitzondering zie [ 12 ]) en deze vergelijken tussen landen (voor uitzonderingen zie [ 17 – 20 ]). Studies over tijd laten zien dat ongelijkheden in gezonde levensverwachting zijn toegenomen [ 19 – 21 ]. Ook deze studies hebben tot nu toe nauwelijks de bevolking verder gespecificeerd naar herkomst. Om zicht te krijgen op de vraag of gezondheidsverschillen tussen migranten en niet-migranten toe- of afnemen is een studie over tijd echter essentieel.
In dit artikel willen we deze leemte in de literatuur opvullen. Ons doel is ten eerste om de verschillen in GLV tussen ouderen met en zonder migratieachtergrond te vergelijken in drie Europese landen: België, Nederland en Engeland & Wales. Ten tweede willen we patronen over tijd in kaart brengen (voor Nederland en Engeland & Wales). Deze drie landen zijn geselecteerd op basis van een vergelijkbare levensverwachting bij de geboorte, een relatief vergelijkbare migratiegeschiedenis alsmede de beschikbaarheid van betrouwbare data.
Achtergrond bij studiepopulatie
De meerderheid van de ouderen in Noordwest-Europa met een migratieachtergrond zijn arbeidsmigranten uit de jaren 1960–1970 en migranten vanuit de voormalige koloniën [ 3 , 22 ]. Verder is migratie met de buurlanden voor ieder van de drie landen in de studie van belang wanneer we kijken naar de populatie ouderen van migrantenherkomst. Over het algemeen bestaat de populatie ouderen met migrantenherkomst uit eerste generatie migranten [ 2 , 23 ]. Eerste generatie migranten zijn degenen die zelf in het buitenland zijn geboren en op enig moment naar een (ander) land in Noordwest-Europa zijn gemigreerd. Echter, binnen de drie landen zijn de belangrijkste landen van herkomst van migranten verschillend als gevolg van verschillende koloniale banden alsmede het feit dat arbeidsmigranten uit verschillende landen kwamen (Middellandse Zeelanden in België en Nederland en de nieuwe Gemenebest landen in Engeland & Wales) [ 22 ]. In België zijn de grootste groepen arbeidsmigranten: de Italianen, Spanjaarden, Portugezen, Turken en Marokkanen. De grootste groep afkomstig uit de voormalige koloniën zijn de Congolezen [ 24 ]. De belangrijkste landen van herkomst van migranten boven de 50 jaar in Nederland zijn een duidelijke reflectie van de eerdere migratiegeschiedenis. De volgende landen zijn het belangrijkst: Duitsland, Indonesië, Suriname, België, Marokko en Turkije [ 23 ]. In Groot-Brittannië is de huidige populatie oudere migranten voor een derde afkomstig uit EU landen en het overige deel komt uit andere delen van de wereld, met name het Caribisch gebied en Zuidoost-Azië (hoofdzakelijk India, Pakistan en Bangladesh) [ 25 ].
Data en methoden
Data
Dit onderzoek focust zich puur op eerste generatie migranten en niet-migranten, van 50 jaar en ouder, in België (2001), Nederland (2001 en 2011) en Engeland & Wales (2001 en 2011). Op basis van hun herkomstland zijn migranten onderverdeeld in degenen met een westerse herkomst (Europa, Indonesië, de Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw Zeeland of Japan) en niet-westerse herkomst [ 26 ]. In Engeland & Wales zijn personen geboren in andere delen van het Verenigd Koninkrijk ook geclassificeerd als westerse migranten.
Om de gezonde levensverwachting op 50-jarige leeftijd (GLV50) – d. w. z. het aantal resterende jaren dat naar verwachting in goede gezondheid geleefd kan worden – te kunnen berekenen, is gebruik gemaakt van jaarlijkse bevolkings-, sterfte- en gezondheidsdata naar geslacht, herkomst en vijf-jaarsleeftijdsgroepen (50–54, …, 85+), afkomstig uit registers, census en enquêtes verkregen van Statistiek België (StatBel), het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Office for National Statistics (ONS) (zie tab. 1).
Tabel 1 Databronnen naar land en jaartal
land | jaar | bevolking | sterfte | zelf-gerapporteerde gezondheid | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
bron | jaar | bron | jaar | bron | jaar | ||
België | 2001 | census | 2001 | register | 2002 | censusa | 2001 |
Nederland | 2001 | register | 2001 | register | 2001 | permanent Onderzoek LeefSituatie (POLS) & Gezondheidsenquêteb | 2001 |
2011 | 2011 | 2011 | 2011 | ||||
Engeland & Wales | 2001 | census | 2001 | sterftecertificaat | 2001 | census | 2001 |
2011 | 2011 | 2011 | 2011 |
aData van de Belgische gezondheidsenquête zijn niet gebruikt vanwege het ontbreken van veel gegevens.bDe Gezondheidsenquête heeft het onderdeel over gezondheid in POLS na 2009 vervangen. Hierbij zijn geen grote veranderingen aan de vraag en antwoordmogelijkheden doorgevoerd met betrekking tot zelf-gerapporteerde gezondheid.
Zelf-gerapporteerde gezondheid is omgezet van de vijf originele categorieën (zeer goed, goed, redelijk, slecht, zeer slecht) naar een binaire variabele die uitsluitend goede gezondheid (goed tot zeer goed) versus een slechte gezondheid (zeer slecht tot redelijk) onderscheidt. In de 2001 census van Engeland & Wales was de zelf-gerapporteerde gezondheid echter geclassificeerd in drie categorieën (goed, redelijk goed, niet goed). Voor vergelijkbaarheidsdoeleinden hebben we de aanpassingsfactoren van ONS op deze data toegepast [ 27 ].
De Nederlandse enquête data zijn gewogen naar leeftijd, geslacht en andere demografische kenmerken, waaronder migratieachtergrond, om een goede afspiegeling van de nationale bevolking te kunnen garanderen [ 28 , 29 ]. In België ontbraken data omtrent zelf-gerapporteerde gezondheid voor ongeveer 5 % van de niet-migrantenbevolking en voor ongeveer 10 % van de migrantenbevolking. Daarom hebben we de Belgische zelf-gerapporteerde gezondheidsdata gewogen met behulp van simpele verhoudingsgewichten [ 30 ] gebaseerd op geslacht, leeftijd, migratieachtergrond, onderwijs en stedelijkheid van de verblijfsregio.
In 2001 was het percentage migranten met een leeftijd van 50 jaar of ouder 11,4 % in Engeland & Wales, 11,1 % in België en 7,6 % in Nederland (tab. 2). In alle drie de landen is de meerderheid van de oudere migranten van westerse herkomst. In 2011 was de meerderheid van de mannelijke migranten in Nederland en Engeland & Wales echter van niet-westerse herkomst. Personen geboren in andere delen van het Verenigd Koninkrijk vormden 23,9 % (2001) en 19,5 % (2011) van de migrantenbevolking in Engeland & Wales.
Tabel 2 Bevolking 50 jaar en ouder (N50+), en steekproefgrootte in de gezondheidsenquête (n50+) naar geslacht en herkomst, in België (2001), Nederland (2001–2011) en Engeland & Wales (2001–2011)
België | Nederland | Engeland & Wales | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2001 | 2001 | 2011 | 2001 | 2011 | |||
N50+ | N50+ | n50+ | N50+ | n50+ | N50+ | N50+ | |
mannen | |||||||
totaal | 1.587.355 | 2.306.401 | 24.637 | 2.842.126 | 12.369 | 7.991.367 | 9.114.457 |
niet-migranten | 1.407.572 | 2.129.003 | 23.132 | 2.584.237 | 11.581 | 7.075.198 | 7.904.468 |
migranten | 179.783 | 177.398 | 1.505 | 257.889 | 788 | 916.169 | 1.209.989 |
– westers | 137.501 | 98.962 | 1.004 | 114.573 | 426 | 542.579 | 598.162 |
– niet-westers | 42.282 | 78.436 | 501 | 143.316 | 362 | 373.590 | 611.827 |
vrouwen | |||||||
totaal | 1.915.005 | 2.667.522 | 26.317 | 3.143.038 | 13.340 | 9.419.478 | 10.271.387 |
niet-migranten | 1.705.610 | 2.467.807 | 24.671 | 2.854.149 | 12.476 | 8.344.831 | 8.853.063 |
migranten | 209.395 | 199.715 | 1.646 | 288.889 | 864 | 1.074.647 | 1.418.324 |
– westers | 173.509 | 128.682 | 1.222 | 144.625 | 511 | 674.695 | 742.971 |
– niet-westers | 35.886 | 71.033 | 424 | 144.264 | 353 | 399.952 | 675.353 |
Databron: StatBel, CBS en ONS.
Methoden
GLV50 is berekend met de Sullivan methode [ 31 ]. Om te testen of er verschillen waren in GLV50 tussen oudere migranten en niet-migranten, hebben we 95 % betrouwbaarheidsintervallen berekend [ 32 ]. Daarnaast hebben we het aandeel verwachte resterende levensjaren in goede gezondheid (GLV50/LV50) geschat, waar LV50 staat voor levensverwachting op 50-jarige leeftijd, berekend met behulp van standaard overlevingstafeltechnieken [ 33 ].
Trends over tijd in GLV50 naar migratieachtergrond zijn vastgesteld door zowel verschillen in GLV50 als in GLV50/LV50 tussen 2001 en 2011 te vergelijken. Decompositietechnieken zijn toegepast om te kunnen bepalen in welke mate de verschillen in GLV50 tussen groepen en de veranderingen in GLV50 over tijd toegeschreven kunnen worden aan verschillen in sterfte of aan verschillen in gezondheid [ 34 ].
Resultaten
Verschillen in GLV50 tussen migranten en niet-migranten
Ondanks het feit dat de levensverwachting op 50-jarige leeftijd (LV50) voor migranten hoger was dan voor niet-migranten in België (2001), Nederland en Engeland & Wales (2011), was de gezonde levensverwachting op 50-jarige leeftijd (GLV50) significant lager voor migranten dan voor niet-migranten in alle drie de landen in beide tijdsperiodes en voor zowel mannen als vrouwen (tab. 3).
Tabel 3 Gezonde levensverwachting op 50-jarige leeftijd (GLV50) en aandeel van de resterende levensjaren doorgebracht in goede gezondheid na leeftijd 50 (GLV50/LV50) naar geslacht en herkomst, in België (2001), Nederland (2001–2011) en Engeland & Wales (2001–2011)
België | Nederland | Engeland & Wales | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
GLV50 (95 % B. I.) | GLV50/LV50 | GLV50 (95 % B. I.) | GLV50/LV50 | GLV50 (95 % B. I.) | GLV50/LV50 | |
mannen 2001 | ||||||
totaal | 14,48 (14,44; 14,52) | 0,519 | 18,62 (18,40; 18,84) | 0,664 | 18,47 (18,46; 18,48) | 0,647 |
niet-migranten | 14,71 (14,66; 14,75) | 0,529 | 18,92 (18,69; 19,14) | 0,672 | 18,59 (18,58; 18,60) | 0,649 |
migranten | 12,52 (12,41; 12,62) | 0,443 | 14,88 (14,03; 15,72) | 0,556 | 17,53 (17,50; 17,55) | 0,637 |
– westers | 12,61 (12,49; 12,73) | 0,448 | 17,12 (16,16; 18,07) | 0,644 | 17,61 (17,58; 17,65) | 0,651 |
– niet-westers | 12,32 (12,03; 12,60) | 0,417 | 10,57 (8,72; 12,42) | 0,381 | 17,43 (17,38; 17,48) | 0,617 |
vrouwen 2001 | ||||||
totaal | 15,29 (15,25; 15,32) | 0,465 | 19,43 (19,19; 19,68) | 0,599 | 19,82 (19,81; 19,83) | 0,613 |
niet-migranten | 15,61 (15,57; 15,64) | 0,475 | 19,76 (19,51; 20,02) | 0,607 | 19,94 (19,93; 19,95) | 0,616 |
migranten | 12,76 (12,66; 12,85) | 0,385 | 15,23 (14,31; 16,15) | 0,491 | 19,02 (18,99; 19,05) | 0,598 |
– westers | 13,16 (13,05; 13,26) | 0,395 | 17,12 (16,06; 18,18) | 0,554 | 19,78 (19,74; 19,82) | 0,624 |
– niet-westers | 11,51 (11,19; 11,82) | 0,343 | 11,60 (9,67; 13,53) | 0,361 | 17,83 (17,77; 17,88) | 0,555 |
mannen 2011 | ||||||
totaal | – | – | 20,83 (20,55; 21,10) | 0,675 | 18,71 (18,70; 18,72) | 0,598 |
niet-migranten | – | – | 21,09 (20,80; 21,37) | 0,681 | 18,82 (18,81; 18,83) | 0,601 |
migranten | – | – | 17,18 (15,99; 18,37) | 0,575 | 17,98 (17,95; 18,01) | 0,580 |
– westers | – | – | 18,79 (17,36; 20,22) | 0,640 | 18,26 (18,22; 18,29) | 0,608 |
– niet-westers | – | – | 15,20 (12,68; 17,72) | 0,488 | 17,72 (17,68; 17,77) | 0,548 |
vrouwen 2011 | ||||||
totaal | – | – | 20,68 (20,37; 20,99) | 0,603 | 19,67 (19,66; 19,68) | 0,570 |
niet-migranten | – | – | 20,95 (20,63; 21,27) | 0,610 | 19,89 (19,87; 19,90) | 0,577 |
migranten | – | – | 16,77 (15,47; 18,06) | 0,501 | 18,41 (18,39; 18,44) | 0,528 |
– westers | – | – | 18,43 (16,94; 19,92) | 0,558 | 20,02 (19,98; 20,05) | 0,583 |
– niet-westers | – | – | 14,49 (11,44; 17,54) | 0,417 | 16,53 (16,48; 16,58) | 0,463 |
Databron: StatBel, CBS en ONS.
Dit gold voornamelijk voor migranten met een niet-westerse herkomst. Voor Nederland vinden we de grootste ongelijkheden in GLV50 tussen westerse en niet-westerse migranten. Het geschatte aandeel van de resterende levensjaren in goede gezondheid na leeftijd 50 (GLV50/LV50) toont hetzelfde beeld, behalve voor Engeland & Wales waar westerse migranten kunnen verwachten een iets groter deel van hun resterende levensjaren in goede gezondheid te leven dan niet-migranten.
Ongelijkheden in GLV50 tussen herkomstgroepen waren voornamelijk toe te schrijven aan verschillen in zelf-gerapporteerde gezondheid (tab. 4). Sterfte droeg vaak in tegengestelde richting bij, behalve in Engeland & Wales.
Tabel 4 Decompositie van de verschillen in gezonde levensverwachting op 50-jarige leeftijd (GLV50) tussen herkomstgroepen naar geslacht, in België (2001), Nederland (2001, 2011) en Engeland & Wales (2001, 2011)
2001 | 2011 | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
verschil in GLV50 | verschil dankzij | verschil in GLV50 | verschil dankzij | |||
sterfte (%) | zelf-gerapporteerde gezondheid (%) | sterfte (%) | zelf-gerapporteerde gezondheid (%) | |||
verschil tussen niet-migranten en migranten | ||||||
mannen | ||||||
– België | 2,19* | −9,6 | 109,6 | – | – | – |
– Nederland | 4,04* | 19,1 | 80,9 | 3,90* | 15,9 | 84,1 |
– Engeland & Wales | 1,06* | 61,2 | 38,8 | 0,84* | 18,7 | 81,3 |
vrouwen | ||||||
– België | 2,85* | −3,8 | 103,8 | – | – | – |
– Nederland | 4,53* | 17,7 | 82,3 | 4,19* | 9,3 | 90,7 |
– Engeland & Wales | 0,93* | 29,3 | 70,7 | 1,47* | −8,7 | 108,7 |
verschil tussen niet-migranten en westerse migranten | ||||||
mannen | ||||||
– België | 2,10* | −8,1 | 108,1 | – | – | – |
– Nederland | 1,80* | 49,6 | 50,4 | 2,29* | 41,1 | 58,9 |
– Engeland & Wales | 0,97* | 94,1 | 5,9 | 0,56* | 105,3 | −5,3 |
vrouwen | ||||||
– België | 2,45* | −6,7 | 106,7 | – | – | – |
– Nederland | 2,64* | 32,8 | 67,2 | 2,52* | 24,6 | 75,4 |
– Engeland & Wales | 0,16* | 214,7 | −114,7 | −0,13* | −63,2 | 163,2 |
verschil tussen niet-migranten en niet-westerse migranten | ||||||
mannen | ||||||
– België | 2,39* | −21,5 | 121,5 | – | – | – |
– Nederland | 8,34* | 1,9 | 98,1 | 5,88* | −1,5 | 101,5 |
– Engeland & Wales | 1,15* | 20,9 | 79,1 | 1,10* | −32,5 | 132,5 |
vrouwen | ||||||
– België | 4,10* | −3,1 | 103,1 | – | – | – |
– Nederland | 8,16* | 2,6 | 97,4 | 6,46* | −3,3 | 103,3 |
– Engeland & Wales | 2,12* | 5,4 | 94,6 | 3,36* | −11,9 | 111,9 |
verschil tussen westerse migranten en niet-westerse migranten | ||||||
mannen | ||||||
– België | 0,29 | −119,4 | 219,4 | – | – | – |
– Nederland | 6,55* | −8,1 | 108,1 | 3,59 | −27,6 | 127,6 |
– Engeland & Wales | 0,18* | −356,3 | 456,3 | 0,53* | −172,6 | 272,6 |
vrouwen | ||||||
– België | 1,65* | 0,5 | 99,5 | – | – | – |
– Nederland | 5,52* | −11,3 | 111,3 | 3,94 | −24,3 | 124,3 |
– Engeland & Wales | 1,96* | −11,6 | 111,6 | 3,49* | −13,8 | 113,8 |
Databron: StatBel, CBS en ONS.*Statistisch significant (p < 0,05).
Veranderingen over tijd in GLV50 tussen 2001 en 2011
Tussen 2001 en 2011 is de kloof in GLV50 tussen migranten, met name niet-westerse migranten, en niet-migranten kleiner geworden in Nederland en voor mannen in Engeland & Wales, terwijl hij groter is geworden voor vrouwen in Engeland & Wales (tab. 3). Kijken we echter naar de verandering in GLV50/LV50, dan zien we dat ongelijkheden in gezondheid tussen migranten en niet-migranten zijn toegenomen voor zowel mannen en vrouwen in Engeland & Wales. Ondanks dat niet-westerse migranten de groep met de laagste GLV50 en GLV50/LV50 bleven in Nederland, is de kloof tussen niet-migranten en westerse migranten enigszins kleiner geworden. Verbeteringen in GLV50 waren, globaal gezien, voornamelijk toe te schrijven aan een afname in sterfte (tab. 5).
Tabel 5 Decompositie van de verandering over tijd in gezonde levensverwachting op 50-jarige leeftijd (GLV50) tussen 2001 en 2011 naar geslacht en herkomst, in Nederland en Engeland & Wales (2001–2011)
Nederland | Engeland & Wales | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
verschil in GLV50 | verschil dankzij | verschil in GLV50 | verschil dankzij | |||
sterfte (%) | zelf-gerapporteerde gezondheid (%) | sterfte (%) | zelf-gerapporteerde gezondheid (%) | |||
mannen | ||||||
totaal | 2,21* | 75,4 | 24,6 | 0,25* | 533,0 | −433,0 |
niet-migranten | 2,17* | 76,7 | 23,3 | 0,23* | 547,2 | −447,2 |
migranten | 2,30* | 72,6 | 27,4 | 0,45* | 371,5 | −271,5 |
– westers | 1,67 | 95,0 | 5,0 | 0,64* | 232,4 | −132,4 |
– niet-westers | 4,63* | 30,1 | 69,9 | 0,29* | 636,6 | −536,6 |
vrouwen | ||||||
totaal | 1,25* | 71,3 | 28,7 | −0,15* | −609,9 | 709,9 |
niet-migranten | 1,19* | 71,6 | 28,4 | −0,06* | −1502,9 | 1602,9 |
migranten | 1,54 | 80,5 | 19,5 | −0,60* | −205,9 | 305,9 |
– westers | 1,31 | 83,3 | 16,7 | 0,24* | 473,3 | −373,3 |
– niet-westers | 2,89 | 41,8 | 58,2 | −1,30* | −103,7 | 203,7 |
Databron: StatBel, CBS and ONS.*Statistisch significant (p < 0,05).
Discussie
Onder mannen en vrouwen in de drie bestudeerde landen leven migranten van 50 jaar en ouder naar verwachting minder jaren in goede gezondheid dan niet-migranten. Niet-westerse migranten hadden over het algemeen de laagste GLV50, vooral in Nederland. Verschillen in GLV50 tussen – met name niet-westerse – migranten en niet-migranten bleken voornamelijk bepaald door verschillen in zelf-gerapporteerde gezondheid. Tussen 2001 en 2011 zijn in Nederland de ongelijkheden tussen migranten en niet-migranten in zowel GLV50 als GLV50/LV50 verminderd. In Engeland & Wales zijn puur voor mannen de ongelijkheden in GLV50 tussen migranten en niet-migranten afgenomen, terwijl de ongelijkheid in GLV50/LV50 tussen migranten en niet-migranten voor zowel mannen als vrouwen toenam. Verbeteringen in GLV50 kunnen voornamelijk toegeschreven worden aan sterfte afname.
Evaluatie van de data en methoden
Hoewel onze studie gebaseerd is op betrouwbare bevolkings- en gezondheidsdata, zijn er een aantal kanttekeningen te maken.
Ten eerste is het gebruik van zelf-gerapporteerde gezondheid bij de vergelijking van verschillende migrantengroepen mogelijk problematisch omdat gezondheid anders geïnterpreteerd kan worden door verschillende migrantengroepen [ 35 ]. Seo et al. [ 36 ] vonden echter dat verschillen in antwoordpatronen niet per se samenhangen met herkomst, maar eerder bepaald worden door de taal waarin geantwoord wordt. De census en de enquêtes hanteren enkel de nationale taal wat mogelijk als gevolg heeft dat een selectieve groep migranten heeft deelgenomen. Terwijl het overgrote merendeel de gezondheidsvraag heeft beantwoord, ontbreekt deze informatie voor een klein percentage. ONS heeft daarom ontbrekende waardes geïmputeerd. We hebben, net als het CBS voor de Nederlandse data, weging op de Belgische data toegepast. Bovendien zijn onze resultaten vergelijkbaar met studies over oudere migranten die meer objectieve gezondheidsindicatoren gebruikten zoals depressie, functioneren, of beperkingen [ 9 , 12 , 16 ].
Ten tweede zijn er, meer in het algemeen, mogelijke vergelijkbaarheidsproblemen tussen de landen en over tijd. Zelfs wanneer hetzelfde vraagformat is gebruikt, kunnen de uitkomsten van zelf-gerapporteerde gezondheid in de enquêtes variëren door nationale verschillen in respons, steekproefgrootte en meetmethodes [ 37 ]. Het feit dat in de Nederlandse steekproef de geïnstitutionaliseerde bevolking niet is meegenomen kan er bijvoorbeeld toe hebben geleid dat GLV50 overschat is. Het gebruik van aanpassingsfactoren om de drie antwoordcategorieën voor zelf-gerapporteerde gezondheid in Engeland & Wales in 2001 om te zetten naar vijf categorieën, heeft vergelijking tussen landen en over tijd mogelijk gemaakt, maar hierbij dient wel opgemerkt te worden dat de aanpassingsfactoren minder betrouwbaar zijn onder de alleroudsten [ 27 ]. Om de invloed van deze laatste twee data tekortkomingen op onze GLV50 schattingen te beoordelen, hebben we een sensitiviteitsanalyse uitgevoerd waarbij de bevolking van 80 jaar en ouder is uitgesloten. We berekenden daarvoor de tijdelijke gezonde levensverwachting tussen de leeftijd van 50 en 79 (TGLV50–79) aan de hand van de Sullivan methode ([ 31 ]; bijlage tab. 6). Dit resulteerde grotendeels in dezelfde algemene bevindingen als voor GLV50. Voor vrouwen in Engeland & Wales nam de TGLV50–79 echter toe tussen 2001 en 2011, terwijl de GLV50, overigens tegengesteld aan het resultaat voor mannen in England & Wales, afnam. Hier zou dus mogelijk een effect van de aanpassing van de antwoordcategorieën voor zelf-gerapporteerde gezondheid mee kunnen spelen. Voor Nederland liet TGLV50–79 daarnaast een kleiner verschil tussen niet-migranten en niet-westerse migranten zien dan voor GLV50. De geobserveerde grote gezondheidsongelijkheden van migranten in Nederland zouden dus deels toegeschreven kunnen worden aan het puur beschouwen van de niet-geïnstutionaliseerde bevolking. Al met al is voorzichtigheid geboden bij het vergelijken van de meer specifieke uitkomsten tussen de landen.
Ten slotte werden bewoners in Engeland en Wales die zijn geboren in andere delen van het Verenigd Koninkrijk geclassificeerd als westerse migranten. Aangezien de migratietrajecten van deze ‘interne migranten’ waarschijnlijk aanzienlijk verschillen van die van internationale migranten, hebben we een sensitiviteitsanalyse uitgevoerd waarin we Schotse en Noord-Ierse personen niet meenamen in de analyses. Dit heeft de resultaten niet substantieel doen veranderen en de conclusies van de vergelijking van GLV50 en GLV50/LV50 tussen groepen over tijd bleven daarbij gelijk (bijlage tab. 7).
Het gebruik van een gecombineerde maat van sterfte en gezondheid (GLV) om ongelijkheden in gezondheid en sterfte tussen migranten en niet-migranten te bestuderen bleek van toegevoegde waarde. Zo lieten de resultaten van de decompositie zien hoe gezondheid en sterfte niet noodzakelijk een zelfde patroon volgen.
Interpretatie van de resultaten
Onze resultaten laten op een consistente wijze zien dat de GLV voor oudere migranten, vooral van niet-westerse herkomst, lager was dan van niet-migranten. In de meeste gevallen waren de verschillen voornamelijk toe te schrijven aan verschillen in zelf-gerapporteerde gezondheid. Onze resultaten zijn dus consistent met die van eerdere studies die puur gezondheid als uitkomstmaat hadden. Deze studies toonden aan dat oudere migranten in Europa vergeleken met niet-migranten een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid hebben en meer chronische aandoeningen, beperkingen en depressies [ 9 , 12 , 16 ]. De slechte gezondheid onder westerse en niet-westerse migranten wordt vaak verklaard door verscheidene individuele en omgevingsfactoren, inclusief economische onzekerheid en/of problemen, slechte(re) woon- en werkomstandigheden, beperkte(re) toegang tot gezondheidszorg, culturele en taalbarrières, en een kleiner sociaal netwerk ter plekke, of zelfs sociale uitsluiting [ 38 ]. Daarnaast zijn oudere niet-westerse migranten vergeleken met niet-migranten mogelijk meer vatbaar voor het oplopen van ziektes gerelateerd aan eventuele ontberingen in het land van herkomst eerder in hun leven [ 39 ].
Onze bevinding dat de bijdrage van sterfte aan verschillen in GLV50 tussen migranten en niet-migranten vaak klein was en soms zelfs bijdroeg in de tegengestelde richting, kan gerelateerd worden aan de ‘migrant mortality paradox’ [ 6 , 7 , 40 ].
In Engeland & Wales zijn de ongelijkheden in GLV50 tussen migranten en niet-migranten afgenomen onder mannen, maar toegenomen onder vrouwen. De GLV50/LV50 ongelijkheidskloof tussen migranten en niet-migranten is er echter toegenomen voor zowel mannen als vrouwen. Het verschillend resultaat voor GLV50 versus GLV50/LV50 onder mannen komt doordat de kleine verbeteringen in GLV niet in staat waren om de veel grotere ontwikkelingen in LV bij te houden, door een expansie van morbiditeit. De toename van het verschil in GLV50 tussen migranten en niet-migranten onder vrouwen komt doordat GLV50 afnam onder migranten, terwijl het vrijwel gelijk bleef onder niet-migranten (zie tab. 5). De afname in GLV50 onder vrouwelijke migranten komt puur voor onder niet-westerse migranten en wordt vooral gedreven door gezondheid (zie tab. 5). Meer specifiek lieten niet-westerse migranten in Engeland & Wales een sterke afname in de prevalentie van goede zelf-gerapporteerde gezondheid zien. De toename in de GLV50/LV50 ongelijkheidskloof tussen migranten en niet-migranten voor zowel mannen als vrouwen in Engeland & Wales volgt een meer algemeen patroon van toegenomen ongelijkheid, zoals de toename in verschillen in GLV tussen lokale gebieden in Groot-Brittannië [ 19 ] of tussen Europese landen [ 20 ]. Economische tegenspoed door de economische crisis vanaf 2008 kan wellicht verklaren waarom zelf-gerapporteerde gezondheid niet is verbeterd over tijd [ 41 ], voornamelijk onder niet-westerse migranten, die vaak kwetsbaar zijn voor economische neergang gegeven hun zwakkere sociaaleconomische positie [ 42 ]. Groot-Brittannië was zwaarder dan het EU-gemiddelde getroffen door de 2008 economische crisis, wat – in de praktijk – een daling van gezondheidsuitgaven tot gevolg had [ 43 ].
Voor Nederland laten onze resultaten echter zien dat de ongelijkheid tussen migranten en niet-migranten in zowel GLV50 als in GLV50/LV50 afnam over de tijd. Dit kwam vooral doordat onder migranten de GLV50 sterker toenam over tijd dan voor niet-migranten (zie tab. 5). Dit betrof puur de niet-westerse migranten. Deze sterke toename in GLV50 onder niet-westerse migranten in Nederland komt voornamelijk door verbeteringen in zelf-gerapporteerde gezondheid (tab. 5). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat, anders dan in de meeste andere Europese landen waaronder het Verenigd Koninkrijk, overheidsuitgaven aan gezondheid in Nederland zijn toegenomen na de crisis van 2008, en dat maatregelen gericht op het verlichten van de druk op medische diensten zijn geïmplementeerd [ 44 ]. Blijkbaar had dit niet alleen belangrijke sterftedalingen in Nederland tot gevolg, maar leidde dit voor niet-westerse migranten – die behoorlijk achter lagen op het gebied van gezondheid – ook tot een belangrijke verbetering in de gezondheid.
Algemene conclusie
Onze analyse naar verschillen in gezondheid en sterfte tussen oudere migranten en niet-migranten in drie landen over een periode van 10 jaar leidde tot enkele belangrijke nieuwe bevindingen. Zelf-gerapporteerde gezondheid in plaats van sterfte lijkt de belangrijkste verklarende factor achter ongelijkheden in GLV tussen migranten en niet-migranten. Interventies gericht op het verminderen van ongelijkheden in gezondheid en sterfte tussen oudere migranten en niet-migranten zouden zich moeten focussen op preventie in plaats van behandeling, en zich moeten richten op de meest achtergestelde groepen: de niet-westerse migranten.